26 NOVEMBER 1958
539
Vragen, niet om personen te kwetsen, doch uit mijn persoonlijke
verlangen op de hoogte te zijn.
Vragen, die misschien een enkele maal scherp aandoen, doch lou
ter gesteld worden om mijzelve een scherp oordeel te kunnen vor
men over een bepaald onderwerp.
Het is mijn bedoeling, mijnheer de voorzitter, een fris jong geluid
te laten horen, daar waar ik meen dat dit gehoord mag worden.
In vele rechtszalen bezigt men het Groot-Handwoordenboek der
Ned, Taal: van Dale. Ik weet niet of dit ook tot de boekerij van dit
gemeentehuis behoort, doch wanneer men daarin opslaat het
het woordje wit, dan vindt men er achter de zegswijze: zo wit als
sneeuw; zoekt men het woordje zwart, dan vindt men: zo zwart
als roet, maar gelukkig kan men nóg niet vinden achter het
woordje vuil... zo vuil als de politiek, en onze partij is dan ook
vast van plan, naar ik durf te veronderstellen met alle andere par
tijen in deze raadszaal vertegenwoordigd, er hard aan te werken
dat dit, althans door Breda, nooit in het Ned. Woordenboek zal
komen.
In de weinige, door mij als raadslid bijgewoonde raadsvergade
ringen zijn mij uiteraard diverse zaken opgevallen, waarbij ik mij-
zelve soms ook heb verwonderd. Een ervan is: het constateren van
het reeds in uitvoering zijn van een werk, hetwelk nog de goed
keuring van de raad moest krijgen. Dit was voor mij een open
baring. Een nog grotere openbaring was de voorlichting daarbij,
mij verstrekt door een ander raadslid, dat dit echt niet zó vreemd
was. Welke maatregelen zijn er dienaangaande indertijd getroffen,
mijnheer de voorzitter?
Een ander is, de reeds meerdere malen van achter de groene tafel
gebezigde term... „het was wellicht mogelijk geweest de raad dit
één of twéé vergaderingen eerder voor te leggen, doch"... en dan
kwam er een verweer of een verklaring.
Ik zou willen zeggen, als het mogelijk is of ware, DOEN!!! Dit
zou m.i. een kortere en een prettiger behandeling van deze onder
werpen mogelijk hebben gemaakt. Dan was er bijvoorbeeld over de
gevraagde aanvullende subsidie voor het verbouwinkje in het ge
meentehuis geen boos woord gevallen. Toegestaan werd dit tóch,
want het is óók het huis van de raad, dus ons eigen huis.
Ik heb het voorrecht gehad de gehouden voorlichtingsbijeenkomst
over de inrichting en werking der gemeentebegroting bij te wonen.
Ik zou op deze plaats de inleider van die avond extra dank willen
zeggen voor zijn helder en prettig opgezet betoog.
Voorts zou ik willen danken voor de wel zeer uitgebreide toe
lichting op de begroting, waardoor het geheel veel aan duidelijk
heid heeft gewonnen.
Komend op Uw antwoord op het Centraal Rapport, dank ik U
voor de opsomming van de gedelegeerde bevoegdheden aan het
college van b. en w. Het is mij onmogelijk deze nu reeds te beoor
delen, doch in de afgelopen zittingsperiode zijn deze nogal eens ter
sprake gekomen, vandaar mijn interesse. De oudere raadsleden
kunnen dit beter beoordelen; ik weet door Uw antwoord aan deze
delegaties gebonden te zijn. Wel lees ik in dit antwoord, dat U in
de eerstvolgende vergadering (deze was na de datum van Uw ant
woord, 31 oktober, de raadsvergadering van 12 november) verslag
zou uitbrengen aan de raad betreffende het gebruik van de be
voegdheid ingevolge artikel 212, 3e lid. Dit heb ik toen gemist.
Wanneer ik mij, mijnheer de voorzitter, het belang van de tuin
dersstand realiseer, gaat deze mèt de groei van de stad meer en meer