546
27 NOVEMBER 1958
worden in de verhouding tussen de raad en het college van burge
meester en wethouders in het algemeen. Ik meen dat deze verhou
ding goed is al ben ik mij er van bewust dat daaraan altijd mense
lijke onvolkomenheden kunnen blijven kleven. Dit blijkt dan ook
wel uit verschillende opmerkingen ten aanzien van de punten, wel
ke ik nu ga behandelen.
In de eerste plaats is er gesproken over het delegatiesysteem
naar aanleiding van de enumeratie in de memorie van antwoord.
Aan deze kant is er waardering voor het gevoel voor verhoudingen
bij de raad. Toch ontmoet het bezwaren als het lid Vermeulen stelt,
dat gebleken zou zijn dat aan deze kant van de tafel de delegatie
eenzijdig zou worden gehanteerd, dit mede in verband met de con
cessieverlening aan de B.B.A. Doch juist de behandeling daarvan
heeft aangetoond dat daarbij geen sprake is geweest van misbruik
of verkeerd gebruik van de delegatie. Ik kom tot een soortgelijke
conclusie met betrekking tot de toepassing van de woonruimtewet.
In het gesignaleerde geval van onjuiste toepassing der winkelslui
tingswet is de gemaakte vergissing erkend. Ten aanzien van het
sluitingsuur der café's heb ik erkend, dat door mijzelf en mijn
ambtsvoorganger te ver is gegaan. Het is mij niet duidelijk, waar
om nog eens op het rouwmoedig gebogen hoofd moet worden getikt
of geldt hier het ceremonieel van de St. Pieter, waarbij op deze
wijze de penetentiarius de nodige kracht toewenst?
De heer Quadekker heeft in het antwoord gemist een mededeling
omtrent het gebruik van de delegatie ex art. 212, 3e lid, der ge
meentewet. De dienaangaande gedane toezegging heeft evenwel
betrekking op mededeling in de volgende vergadering nadat van
deze delegatie in feite gebruik is gemaakt.
Een moeilijk punt dat is aangehaald, is het rechtstreekse con
tact tussen raadsleden en ambtenaren. Na beraad in ons college
moet ik U mededelen, dat wij hebben besloten ons standpunt in deze
te handhaven. Wij achten het gerechtvaardigd zulk contact slechts
te kunnen doen verlopen via de betrokken portefeuillehouder van
ons college, een der wethouders of de burgemeester. Wij vragen ons
af, welk bezwaar toch tegen deze gedragslijn zou kunnen bestaan.
Door het rechtstreekse contact lopen de goede gezagsverhoudingen
gevaar en van de betrokken ambtenaren dreigt een onevenredige
belasting. Ik moge in deze nog de suggestie doen: voor diverse in
formaties is de betrokken raadsafdeling de aangewezen plaats. In
een zodanige commissie zijn steeds daartoe aangewezen deskundige
ambtenaren aanwezig, die de nodige technische voorlichting kun
nen verschaffen.
Verschillende sprekers hebben de efficiency van de administratie
behandeld. Naar mijn mening is de efficiency primair een zaak van
organisatie en secundair van menselijke verhoudingen. Bij de toe
kenning van een krediet voor het aanstellen van een efficiency-
deskundige heb ik gesteld dat diens adviezen, voor zover deze het
terrein van de raad bestrijken, aan de raad zullen worden over
gelegd, en die zaken, welke liggen in de bevoegdheidssfeer van
burgemeester en wethouders blijven bij burgemeester en wethou
ders. De betrokken deskundige is 1 1% maand in functie en het
is dus nog niet mogelijk te zeggen hoe de ervaringen zijn. Ik zou
er de heer Toxopeus nog bijzonder op willen wijzen, dat hij destijds
zijn tevredenheid heeft betuigd met deze koers. Het effieiencyrap-
port van openbare werken was eenmalig en voor één bepaalde tak
van dienst. Wethouder Jongbloed zal op deze zaak nog nader in
gaan.