27 NOVEMBER 1958 547 De heer Bastiaansen heeft gesproken over de burgerzin. Ik geloof onrecht te doen aan de Bredase bevolking als ik niet uitdrukkelijk stel dat de burgerzin in Breda boven de middelmaat ligt. De Breda- naar houdt van zijn stad. Hij leeft trouw mee met de traditionele gebeurtenissen. Ik denk aan de enorme belangstelling bij de jaar lijkse komst van St. Nicolaas, de groeiende, verheugende, belang stelling voor carnaval, de jaarlijkse tocht naar de Reepbrug en de herdenking op de Vloeiweide. Breda staat in dit opzicht zeker niet achter bij andere steden. Aan het resultaat van wijkraden bestaat onzerzijds twijfel. Ervaringen in dit opzicht in Rotterdam en Utrecht hebben wel geleerd, dat de bestaande wettelijke bepalingen tot on voldoende effect van deze lichamen aanleiding geven. Wijkvoorlich- ting bij bijzondere gelegenheden kan door gemeentelijke instanties uiteraard gaarne worden verleend. Het is echter moeilijk het initia tief daarvoor aan deze kant te leggen. Dit zou leiden tot preceden ten van de ene tegenover de andere wijk. Het initiatief ligt bij de betrokken wijk, waarbij bestaande organisaties daarvoor zorg kun nen dragen. Dat het bevrijdingsfeest niet pakt de heer Quadek- ker heeft hierover gesproken is naar mijn vaste overtuiging geen gevolg van gebrek aan geldmiddelen. Een geraamde uitgaaf van 1000,in 1949 werd toen slechts aanvaard door gedeputeerde staten onder voorwaarde dat hier van een aflopende aangelegen heid sprake moest zijn. Deze opvatting hield kennelijk verband met de bedoeling van de regering de 5e mei tot een nationale feestdag te ontwikkelen. Nadien is het krediet voor het onderhavige doel in Breda stap voor stap gebracht op het huidige bedrag. Evenmin als de viering van 5 mei vaste grond krijgt blijkt de plaatselijke bevrij dingsherdenking belangstelling te winnen. Van mij mag niet ver langd worden daarvoor een afdoende motivering te geven. De heer Bastiaansen heeft een tijdschrift overhandigd „De Schie- damse Gemeenschap". Het college van burgemeester en wethouders meent dat de uitgifte van een dergelijk periodiek niet tot de taak van de overheid behoort. Primair is hier een taak voor de plaatse lijke, regionale en landelijke pers en voor het particuliere initiatief. Ik wil onderzoeken in hoeverre te dezer zake door de gemeente medewerking kan worden verleend. De desbetreffende informaties worden ingewacht en zonodig zal een kredietaanvrage worden overgelegd. Ik geloof dat de Beyerdagenda een nuttige en geslaagde maan delijkse aankondiging is, hoewel beperkt van inhoud en bereik. Daarin ligt wellicht juist haar kracht in het beginstadium, waarin we verkeren. Een van de belangrijkste problemen is naar mijn mening dat van de agrariërs en de tuinders. Het is een beklemmend vraagstuk al wordt hun aantal relatief steeds kleiner door de harde overgang naar de industrie of dienstsector. Het verschaffen van woongele genheid aan deze categorieën buiten het agrarisch gebied is noodza kelijk. Juist de bescherming van het agrarische gebied maakt be perking onontkoombaar. Niettemin wordt geprobeerd aan de des betreffende verlangens tegemoet te komen. Ontwikkeling van de kom van Effen en Liesbos is aanvaardbaar maar moeilijk en kost baar. Vooral de riolering zal grote kosten vragen. Dit probleem heeft alle aandacht bij de dienst der stadsontwikkeling. Nog moei lijker is de verplaatsing der tuinders. Het hoofdzakenplan is bij gedeputeerde staten in behandeling. Dit onderzoek is zeer uitge breid; nog kortgeleden heeft de vaste commissie hier een bezoek gebracht aan de betrokken gebieden. Als het hoofdzakenplan wordt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 547