27 NOVEMBER 1958
559
de leden der diverse afdelingen van de raad. Hij moet wel bedenken,
dat de raad zich houdt aan normen van vormelijkheid, orde en be
leefdheid, maar dat we in een politiek gezelschap zijn. Het is een
goede gewoonte van bepaalde mogelijkheden gebruik te maken en
de commissies toe te bedelen zoals men dit het beste acht. Spreker
is er met de heer Toxopeus van overtuigd, dat deze partij geen lang
leven beschoren is. De heer Quadekker zegt vrij te kunnen zijn in
zijn uitspraken; dit is bij de K.V.P. evenzeer het geval ook daar
is ieder vrij zich te uiten, uitgaande van de katholieke principes.
De voorzitter heeft de belangen van de tuinders en agrariërs een
belangrijk piobleem genoemd. Hoe zit het echter met de concrete
moeilijkheden? Wil men op een stukje grond bouwen dan kan dat
in theorie wel, doch niet in de praktijk. Dit zit blijkbaar in de kost
prijsberekening. De adspirantkoper wil uiteraard tevoren weten
wat de consequenties zijn van het kopen van de grond.
De voorzitter heeft ook gewezen op de verbeteringen in de peri
ferie van de stad. Inderdaad is veel gedaan, maar vele zaken zijn
eerst tot stand gekomen na aandringen door de raad. Dit zou niet
nodig behoeven te zijn.
Met betrekking tot de industrialisatie meende spreker in het al
gemeen de vraag te moeten stellen of de trekkracht van het college
voldoende sterk is om dit probleem zo volledig mogelijk te behan
delen.
Wethouder Meijs heeft op sprekers opmerking inzake het ont
breken van een visie op het beleid geantwoord dat men vanzelf
sprekend niet in de toekomst kan kijken; de mogelijkheden zijn te
beperkt om een visie te geven. Toch had spreker graag in dit op
zicht wat meer fleur gezien in de nota van aanbieding der begro
ting. Vele vragen komen jaarlijks terug en dit is te voorkomen door
deze zaken meer uitvoerig in de nota van aanbieding te bespreken
en wat meer illustratie te geven. Waarom niet een uiteenzetting
over de objecten, die men zich voorstelt te gaan uitvoeren.
Wethouder Romsom heeft gezegd, dat het rapport van de com
missie voor de bejaardenzorg te verwachten is en daarbij opge
merkt, dat de gemeente voor degenen die niet tegen de huisvestings
kosten zijn opgewassen de gemeente bijpast. Dit heeft echter een
wrange bijsmaak; het is een soort armenzorg. Spreker blijft bij de
wenselijkheid van een algemene subsidiëring, waarbij de betrokke
nen de huisvestingskosten uit eigen middelen opbrengen. Wethouder
Stubenrouch heeft gesproken over de semi-permanente bouw en
spreker noemde de systeembouw. Beiden hebben hetzelfde bedoeld,
al zijn dit twee verschillende zaken. De wethouder zegt, dat het in
de kosten weinig uitmaakt of permanent dan wel semi-permanent
wordt gebouwd. Voor zover spreker is ingelicht zou men van de
zijde van het ministerie de mening zijn toegedaan dat er toch wel
sprake is van een aanmerkelijk kostenverschil. Is Breda nu in dit
opzicht uitzonderlijk? Voor zover spreker weet niet, maar het gaat
uiteraard om de vraag: als we vasthouden aan permanente bouw
stagneert dan de scholenbouw? Gelukkig heeft de wethouder ge
zegd dat er te praten valt als er stagnatie komt. Er kunnen om
standigheden zijn dat systeembouw noodzakelijk is. Inzake de ach
terstand bij het onderwijs hebben de wethouder en spreker elkaar
niet ten volle begrepen. Men heeft ervaring bij de aanstelling van
vakleerkrachten bij het lager onderwijs. In verschillende grote ste
den wordt hiervan een ruim gebruik gemaakt, in Breda nog weinig.
Onderwijs door vakleerkrachten is in de grote steden gebruikelijk
geworden. Dat is hier niet het geval. Men zou dit een bepaald soort