560
27 NOVEMBER 1958
achterstand kunnen noemen. Maar er is ook nog een achterstand
in het algemeen, die zo snel mogelijk moet worden ingelopen. Bij het
betrokken hoofdstuk zal spreker op dit punt nader terugkomen.
In verband met hetgeen wethouder Jongbloed heeft gezegd naar
aanleiding van sprekers opmerking over de trekkracht van het
college wil spreker hem gerust stellen. Het was niet zijn bedoeling
te verlangen dat de meerderheid haar wil moet opleggen aan de
minderheid. Als echter uit een preadvies niet is gebleken van een
afwijkende mening in het college wordt verwacht dat het college
een eensgezind standpunt inneemt.
Inzake de verhouding hoogbouwlaagbouw heeft de wethouder
toegegeven, dat er een onbewust streven is de aangenomen verhou
ding 1 2 te doorbreken. In dit verband heeft de wethouder gewe
zen op de vaststelling der uitbreidingsplannen, die bepalend zijn
voor de aard der verbouwing. In theorie maakt de raad dit uit,
doch in de praktijk betekent dit dat een en ander reeds vast ligt
voor het raadsbesluit is genomen. Het is niet te doen een dergelijk
plan goed te keuren, gelet op het vele voorbereidende werk. Spreker
zou gaarne op een geschikter tijdstip de gelegenheid willen hebben
zich uit te spreken over de in het toekomstige plan voorgenomen
verhouding hoogbouwlaagbouw.
De heer VERMEULEN zegt het volgende:
Dat ik dit jaar bij de replieken de andere fractievoorzitters bij
mijn beantwoording moet laten voorgaan bij Uw college is slechts
een gevolg van de orde welke dit jaar voor de begrotingsbehandeling
nog geldt. Mijn fractie hoopt dat nader overleg in het senioren
convent, welk overleg door U, mijnheer de voorzitter, in eerste in
stantie in het vooruitzicht werd gesteld, er inderdaad toe zal leiden,
dat het volgende jaar de volgorde andersom kan zijn en dat dan
tevens vermeden zal kunnen worden dat tijdens, wat mijn fractie
zou willen noemen, algemene beschouwingen, andere zaken aan de
orde komen dan, ook krachtens de schriftelijke voorbereidingen,
daartoe behoren. Dat deze laatste wens niet zo maar is ontstaan bij
het aanhoren van de algemene beschouwingen van de heren Toxo-
peus en Minderhoud gisterenavond en dat tengevolge daarvan deze
opvatting van mijn fractie gisterenavond voor het eerst zowel ter
kennis van Uw college als van de raad zou zijn gebracht, moge
blijken uit een citaat uit de algemene beschouwingen, welke ik na
mens mijn fractie heb gehouden ter gelegenheid van de begrotings
behandeling 1956 op 28 november 1955. Ik had toen n.l. het voor
recht namens mijn fractie te mogen deelnemen aan de algemene
beschouwingen. Uit dien hoofde had ik toen mezelf vooraf dan ook
beraden over de functie en de betekenis, welke aan de algemene
beschouwingen bij de begrotingsbehandeling diende te worden toe
gekend. Ik kwam toen daarbij tot de volgende conclusie, en nu ci
teer ik: „Voor mezelf heb ik getracht tot klaarheid hierover te
komen, en daarbij de algemene beschouwingen gezien als de formu
lering en motivering van de zienswijze van de functies t.a.v. de
grote lijnen van het gemeentebeleid. Zij zijn als het ware de basis
van waaruit in concrete situatie gehandeld zal worden. Zij zullen
nimmer een herhaling of beter gezegd een volledig vooruitlopen op
de hoofdstuksgewijze behandeling van de begroting mogen zijn. Als
zodanig hebben zij derhalve een geheel eigen functie te vervullen
en een geheel eigen betekenis".
U ziet, mijnheer de voorzitter, vanaf mijn eerste deelname aan
de algemene beschouwingen stond ik' op het standpunt waarop ik