564 27 NOVEMBER 1958 maar vergeet niet dat onze hele zelfstandigheid er door naar de knoppen is gegaan. Mijn fractie meent voldoende duidelijk, ook bij de schriftelijke voorbereiding, tot deze begrotingsbehandeling te hebben geformuleerd welke bezwaren in dit opzicht aan de huidige financiële verhoudingsregeling kleven. Waar wij voor hebben willen waarschuwen echter is, dat men niet moet denken dat bij de totstand koming van een definitieve regeling onze financiële zorgen meteen zullen zijn opgelost. Integendeel, wij voorzien dat ze dan eerst goed gaan beginnen, tenzij wij nu reeds ons beleid daarop afstemmen. Ik heb begrepen dat de V.V.D. dit een onmogelijke opgave vindt omdat het onmogelijk is vast te stellen, zelfs ten naastenbij, waar wij vol gens de nieuwe regeling op mogen rekenen. Met andere woorden, ga maar rustig verder, te zijner tijd zullen wij wel zien wat er van klopt. Dit is nu een mentaliteit, waarvan mijn fractie juist vindt dat zij er niet op berekend is de eigen zelfstandigheid van onze gemeente te handhaven. Wij zijn van oordeel dat wij zoveel de om standigheden zulks toelaten door onszelf invloed moet worden uit geoefend op de koers welke moet leiden naar het door ons gewenste doel. In verband met hetgeen de voorzitter heeft gezegd over de ver houding tussen het college van burgemeester en wethouders en de raad wil ik verklaren dat ik er geen behoefte aan heb in het open baar te kapittelen over fouten die in het verleden zijn gemaakt. Het vraagstuk is echter niet uit de verf gekomen. Het is niet vol doende vast te stellen welke bevoegdheden de raad heeft met be trekking tot het openbaar vervoer in de gemeente. Het kan zin hebben in een verordening te regelen welke minimum-voorwaarden aan een concessiehouder zullen worden opgelegd. Met betrekking tot de woonruimtewet heb ik soortgelijke opmerkingen. Inzake de sluitingstijd der café's was het evenmin mijn bedoeling in te gaan op de fouten in het verleden. Het ging over de situatie in het lopen de jaar. Van een uitzonderingstoestand, waarbij ontheffingen mo gelijk zijn, is een regel gemaakt. Dit is in strijd met de Alg. Politie Verordening. Wethouder Meijs heeft geantwoord op mijn vraag inzake de dele gatie aan de commissie voor de kredietbank. Hij heeft gezegd dat het hier niet gaat over de commissie ad hoc, die niet meer bestaat, doch over de commissie bestaande uit de wethouder, de directeur van sociale zaken en de leider van de kredietbank. Ik meende begre pen te hebben dat deze delegatie was gegeven onder voorwaarde, dat de commissie ad hoe zou worden ingeschakeld. Als de status van deze commissie anders is dan ik veronderstel, zou een nieuwe com missie van bijstand uit de leden van de raad moeten worden benoemd. Over efficiency wil ik nu niet spreken, doch wel bij de behan deling van het betrokken hoofdstuk. Tenslotte wil ik ingaan op de financiële beschouwingen van de wethouder van financiën bij de beantwoording in eerste instantie. Diens betoog was een onderstreping van dat van de heer Toxopeus over de financiële verhouding. Het betekent in feite dat geen maat regelen moeten worden genomen nu de situatie zo onoverzichtelijk is. Dit zou meer schade dan voordeel opleveren. Er is gezegd dat ik wel een plotselinge ommezwaai heb gemaakt. Mijn betoog sluit echter aan op hetgeen ik vorig jaar heb gezegd: dat het zin had de tekorten niet kleiner te doen schijnen dan ze waren. Er wordt gesteld: de achterstand op sommige gemeenten moet worden in gehaald. Is het doelmatig deze achterstand in te halen door het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 564