27 NOVEMBER 1958
565
opvoeren van het begrotingstekort? Moet deze politiek de doorslag
geven nu er een nieuwe regeling op komst is? Wij weten niet hoe
die zal zijn. Bij mij bestaat de vrees dat bij het volhouden van deze
politiek in geval van het missen van de aansluiting de gemeente
zou komen te verkeren in de situatie van noodlijdendheid. Dit zou
ongunstig zijn voor de gemeente en voor de inwoners belangrijke
financiële consequenties kunnen hebben. In het wetsontwerp Oud is
opgenomen de heffingsmogelijkheid van een belasting. Bij het mis
sen van de aansluiting zouden we wel eens tot deze heffing gedwon
gen kunnen worden. Zouden we daarmede de Bredase ingezetenen
niet een slechte dienst bewijzen? Als men dan let op de wachttijd
van drie jaar, waarbij de gemeente onder curatele gesteld wordt
van officiële instanties dan is het toch niet zo gek, dat men zich
afvraagt of het juist is een va banque politiek te volgen. Het
lijkt niet zo'n drama het tekort tot een veranwoord peil terug" te
brengen, zonder het verzorgingspeil geweld aan te doen.
Een tweede overweging, die mij genoeg doet krijgen van dit be
leid is deze, dat de raadsleden geen inzicht hebben in de werkelijke
potentiële lasten. Hoe groot is het percentage dat het totaal dezer
lasten van de niet-rendabele investeringen uitmaakt van het totaal
der dekkingsmiddelen? Het kan bij de toepassing der definitieve
regeling een ongezellige ontdekking zijn als blijkt dat de gemeente
voor een lange periode vast zit aan te hoge lasten wegens niet ren
dabele kapitaalsuitgaven. De gemeente is dan in andere zaken aan
banden gelegd.
Op grond van deze overwegingen wilde ik in tweede instantie
kort formuleren wat ik in eerste instantie heb betoogd. Het gaat
hier beslist om een kwestie van min of meer vertrouwen in het col
lege. Er is geen verwijt dat Uw college niet nastreeft wat wij na
streven. Er is echter een zakelijk verschil van inzicht, waarbij het
nodig kan zijn van de koers af te wijken.
De wethouder heeft gesproken over de geraamde tekorten in
Amsterdam en Utrecht. Ik kan uiteraard niet beoordelen of deze
al dan niet reëel zijn. Ten aanzien van Breda hebben wij evenwel
een eigen verantwoordelijkheid. De wethouder heeft gezegd: tot
1952 kon de begroting sluiten er is een reële politiek gevoerd en
er waren grote batige saldi. In eerste instantie heb ik willen aan
geven dat 1952 een wisseljaar is in de beleidsopvattingen van het
college. De totale uitgaven waren destijds nog niet een derde deel
van wat deze nu zijn. De dekkingsmiddelen bedroegen destijds
2.000.000,nu 12.000.000,dit is het zesvoudige. De finan
ciële noodregeling heeft dus niet zo ongunstig gewerkt. Tot 1952
was er een veel lager verzorgingspeil dan nu. Dit is zo, sindsdien
zijn praktisch alle straten al eens opgeknapt en de lasten daarvan
zitten in de begroting. Dit is met volledige instemming van mijn
fractie gebeurd; deze heeft bij dit beleid nooit dwars gezeten. Onze
fractie heeft wel in het verleden steeds er op aangedrongen de
dekkingsmiddelen op te voeren. De wethouder heeft mij nog niet
overtuigd. Ik twijfel geen moment aan de bedoelingen van de wet
houder.
Over inflationistische politiek wil ik niet veel zeggen; burge
meester en wethouders zijn het met mij niet eens het is beter
hierover niet meer te spreken. Het is wel elegant en ik kan dit
wel appreciëren dat de wethouder heeft toegegeven dat diens
mededeling vorig jaar met betrekking tot de achterstand in de
belastinguitkering op een vergissing berust. Hij heeft me gezegd
dat Breda 5,per inwoner beneden vergelijkbare gemeenten ligt.