15 JANUARI 1958
57
handeld, niet nog eens in de raad in volledige discussie wordt behan
deld, indien het algemeen zulks niet eist. Eenmaal dreigde ook zulk
een geval zich in de raad voor te doen.
Bij dit alles wil ik niet verzwijgen dat ook een enkele maal een
voorstel van Uw college door de raad niet werd aanvaard en hieruit
kan niet anders worden afgeleid dan dat de raad met behoud van
alle vertrouwen die het in Uw college stelt, wanneer nodig, zijn eigen
afwijkend oordeel geeft over bepaalde aangelegenheden.
Al met al, mijnheer de voorzitter, is de verhouding tussen Uw
college en onze raad echter een goede geweest. Bij de behandeling
van zeer belangrijke onderwerpen hebt U de raad volledig en tijdig
ingelicht en voldoende gelegenheid gegeven zich te beraden over de
belangrijke materie die aan de orde kwam.
Dat door een der diensten van de gemeente steeds inlichtingen
aan de pers worden verstrekt over op de raadsagenda voorkomen
de punten acht ik van enorm belang. Daarmede wordt bereikt dat de
belangstelling van de gemeentenaren reeds wordt gewekt vóórdat de
raadsvergadering wordt gehouden en het kan niet anders dan in het
belang van de gemeente zijn dat deze belangstelling zo groot moge
lijk is.
Aan de pers mag een woord van lof niet worden onthouden voor
de aandacht die deze besteedt aan door de raad te behandelen en
behandelde onderwerpen. Bij tijd en wijle bleek de pers weieens te
beschikken over inlichtingen van gemeentezaken die nog niet aan de
raadsleden bekend waren. En hoewel de speurzin van de pers wel in
staat kan zijn iets te achterhalen wat men voorlopig nog binnens
huis wilde houden, zodat aan geen der diensten van de gemeente een
verwijt kan worden gemaakt, toch heb ik de indruk, dat het wen
selijk is dat Uwerzijds de instructie wordt gegeven wellicht bij
herhaling dat bij het verstrekken van inlichtingen aan de pers
over in voorbereiding zijnde zaken eerst dan opening van zaken wor
de gegeven, nadat ook de leden van de raad op de hoogte zijn ge
bracht.
Elk raadslid heeft bij het aanvaarden van zijn lidmaatschap de
eed of de belofte afgelegd dat hij de belangen der gemeente met al
zijn vermogen zal voorstaan en bevorderen. Dit brengt dan ook met
zich mede dat een raadslid steeds naar zijn eigen inzicht zijn beslis
sing moet nemen. Maar het betekent ook dat daar, waar een groep
een gelijk inzicht heeft, dit gelijke inzicht dikwijls komt te staan
tegenover een inzicht van andere groepen. Er zijn enkele zaken
waarover onze fractie zich bij herhaling heeft moeten uitspreken,
juist om haar gemeenschappelijk inzicht tegenover andere groepen
vast te stellen. Ik doel hierbij o.a. op de kwestie van het bevorderen
van het bijzonder onderwijs, ook op technisch gebied, het afwijzen
van subsidie aan humanistische verenigingen en de blijvende tewerk
stelling van de gehuwde vrouw in gemeentedienst.
Ik geloof wel dat het beginsel van de onderwijs-vrijheid voor het
lager en middelbaar onderwijs door eenieder wordt aanvaard. Ten
aanzien van het technisch onderwijs hebben echter in deze raad wei
eens andere meningen geklonken. Wanneer in de vorige eeuw een
harde strijd is gevoerd om de gelijkstelling van het onderwijs te kun
nen verkrijgen en zulks voornamelijk is geschied op het gebied van
het lager onderwijs, dan moet men wel bedenken dat deze strijd werd
gevoerd in een eigen tijdsbeeld. Nu de moderne maatschappij veel
meer dan voorheen vraagt om technisch onderwijs en daarmede een
nieuw tijdsbeeld is ontstaan, is het de taak van hen, die geroepen
zijn om het gehele onderwijs met een christelijke geest te doortrek
ken, zeker ook hun volle aandacht te besteden aan het technisch on-