606 28 NOVEMBER 1958 Omdat door de KVP-fraetievoorzitter de materie van de burger- schapszin reeds bij de algemene beschouwingen aan de orde is ge steld en U, mijnheer de voorzitter, de heer Bastiaansen hierop reeds geantwoord heeft, maakt het voor mij moeilijk om iets nieuws ten aanzien van deze zaak te zeggen zonder in herhaling te treden. Het heeft anderzijds een voordeel, omdat ik mijn oordeel kan toetsen aan dat van de heer Bastiaansen en ik uit zijn beschouwing met genoegen heb vernomen, dat hij het ook noodzakelijk vindt dat de gemeentenaren beter op de hoogte moeten worden gebracht van het raadswerk enz. En nu kan het mij niet schelen of men dat burgerzin noemt of interesse van de burger in gemeentezaken, de hoofdzaak is, indien er maar iets op dit gebied gebeurt. Toch zou ik gaarne mijn visie op deze zaak geven. In Uw antwoord, mijnheer de voorzitter, betreffende belang stelling in gemeentelijke aangelegenheden en de burgerschapszin, zegt U het te betwijfelen of dit te allen tijde gemakkelijk en zonder veel kosten aangekweekt kan worden, maar dat U terzake diligent blijft. Het moet mij van het hart, mijnheer de voorzitter, dat dit wel een zeer negatief antwoord is. Ik zou willen, dat door Uw college deze zaak eens ernstig onder de loep wordt genomen. Er moet toch een mogelijkheid zijn om b.v. jonge mensen te interesseren voor het werk in de gemeenteraad en voor andere gemeentelijke activiteiten. Er zal op gewezen moeten worden, dat al dit werk gedaan wordt in het belang van de bevolking en dat verschillende verbeteringen op elk ander terrein niet van zelf komen, maar door gemeenschap pelijk overleg verkregen worden. Men kan echter niet verwachten, dat men daarvan doordrongen wordt door b.v. de raadsverslagen in de plaatselijke pers, die meest al zeer summier de werkzaamheden in de gemeenteraad weergeven en dan meestal nog naar eigen politieke kleur e.d.. Men zal dus voorlichting moeten geven en van wie kan die beter uitgaan dan van de overheid, die er trouwens ook groot belang bij heeft, dat de bevolking op de hoogte is van hetgeen voor hun gedaan wordt. Nog te veel ziet de goegemeente de raad als een praat college, waar over soms kleine onderwerpen veel gepraat wordt, terwijl anderzijds over zeer grote belangrijke zaken geen woord wordt gewisseld. Als men van de werking niet op de hoogte is, geeft dat een scheef beeld. Voor ingewijden is het wel bekend, dat de grote zaken meestal in een raadscommissie worden voorbereid en daardoor de raad wel terzake ingelicht is. Als men zijn oor te luisteren legt bij de burgerij is het ontstellend om te constateren, dat men over de gewoonste zaken slecht ingelicht is. Voor het goed functioneren van de democratie is het van groot belang, dat in zo groot mogelijke kring belangstelling wordt gewekt voor al dat gene wat in het belang van de bevolking en dan speciaal in dit geval voor onze stad, wordt gedaan. Het algemeen kiesrecht heeft de gelegenheid geschapen voor de burgerij om diegene af te vaardigen, die het meest geschikt is en deze bevolking heeft er recht op en ook de toekomstige kiezers hebben er recht op te weten wat er gedaan wordt. En daarvoor is het niet voldoende een publieke tribune te hebben die alleen maar bezet is als er bijzondere gebeurtenissen aan de orde zijn. Maar ik ben van mening dat de gemeente naar andere wegen moet uitzien, zoals dat trouwens in verschillende andere steden ook gebeurt om de belangstelling bij de bevolking op te wekken, b.v. door het uitgeven van een gemeentelijk blad.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 606