15 JANUARI 1958 61 De heer VERMEULEN zegt: Gaarne wil ik dit jaar mijn algemene beschouwingen beginnen, mijnheer de voorzitter, met het uitspreken van mijn waardering voor de wijze, waarop door Uw college de begrotingsbehandeling schrif telijk werd voorbereid. Zowel de nota van aanbieding als Uw ant woord op het centraal rapport hebben door hun omvang en inhoud daarbij verder aan betekenis gewonnen. Wij zijn Uw college daar voor zeer erkentelijk. Een ander onderdeel, mijnheer de voorzitter, hetwelk zeker niet minder heeft bijgedragen tot een vlottere en ook betere werkmoge- lijkheid voor de raad, is de andere wijze, waarop dit jaar de cijfers in de begroting naar kostensoorten werden gegroepeerd, alsmede de verdere vervolmaking van de bij de begroting behorende bijlagen. In het bijzonder de begroting van de leningsdienst die zo belangrijk is voor de beoordeling van de kapitaalspositie van de gemeente, heeft door zijn nieuwe opzet het werken daarmede belangrijk vergemak kelijkt. Het zou wel heel erg ondankbaar van ons geweest zijn, dat terwijl wij zelf bij voortduring aandringen op betere en meer ge degen voorlichting aan de raad, wij nu stilzwijgend zouden zijn voor bijgegaan aan deze feiten. Wij zouden U dan ook willen verzoeken de ambtenaren welke meer in het bijzonder belast zijn geweest met de samenstelling van deze begroting onze waardering over te bren gen voor het meer overzichtelijk maken van deze begroting voor de raad. Naar onze opvatting zijn zij daarin volledig geslaagd. Naast deze waardering wil ik toch ook gaarne nog een suggestie doen, mijnheer de voorzitter, het is niets nieuws en het is bij mijn weten reeds meerdere malen in deze raad ter sprake geweest, nl. om te trachten een bepaalde continuïteit te handhaven in het onder brengen van de afzonderlijke begrotingsposten op de verschillende hoofdstukken. Het is nl. zo, mijnheer de voorzitter, dat zo lang wij van gemeentewege niet op andere wijze worden voorzien van statis tisch materiaal, wij daardoor wel gedwongen zijn dit voor ons zelf, althans voor zover wij daar behoefte aan hebben, te verzamelen uit de begrotingen van voorgaande jaren overigens een vrij tijdrovend werk, mijnheer de voorzitter. Dit werk wordt echter belangrijk verlicht, indien er meer conti nuïteit zou komen dan in het verleden het geval is geweest in het onderbrengen van de afzonderlijke posten op de verschillende hoofd stukken. T.a.v. de cijfermatige voorlichting van de raad, mijnheer de voor zitter, heb ik toch nog wel een enkele bemerking. M.i. kan deze voorlichting niet goed genoeg zijn en gegeven de uitgestrekheid van het gebied, hetwelk door de gemeentebegroting wordt bestreken, stelt dit hoge eisen aan hen die daarmede belast zijn. Daarbij komt, dat een gemeente-administratie nu eenmaal ook nog zit in een keurs lijf van wettelijke administratieve voorschriften, waardoor spoedig een bepaalde starheid in werken ontstaat. Dit is er niet altijd op berekend aan hen die het beleid moeten bepalen, voldoende inzicht te verschaffen. Daardoor dreigt die administratie wel eens een op zich zelf levend orgaan te gaan worden. Ter verduidelijking, mijn heer de voorzitter, dit geldt niet alleen voor onze gemeente-huishou ding maar voor alle grotere en dus meer ingewikkelde vormen van samenwerking. Toch zullen wij bij voortduring moeten trachten te voorkomen, dat het beleid bepaald gaat worden door de administratie. Het beleid is immers het levende en de administratie het dode deel van deze samenwerking. De administratie is er ten dienste van de beleidsin-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 61