62 15 JANUARI 1958 stanties en niet omgekeerd. Dit is een in de praktijk dikwijls moei lijk in de juiste vorm te realiseren samenspel, juist omdat de instan ties welke de administratie voeren door hun veelal grotere kennis van de oorzaken en gevolgen voor deze samenwerking van het ge voerde beleid, zo gauw in de verleiding komen in de voorlichting aan de beleidsorganen reeds een eigen bereidslijn te verdisconteren en daardoor meer dan goed is de besluiten, welke in de beleidslijn ge nomen moeten worden te beïnvloeden in een bepaalde door hen juist geachte richting, zonder dat zij daarvoor overigens de formele ver antwoordelijkheid dragen. In het voorafgaande heb ik reeds betoogd, mijnheer de voorzitter, dat dit geen specifiek gemeenteprobleem is maar een algemeen probleem en U moet mijn bemerking dus niet zo opvatten dat ik in tegenstelling tot overal elders juist bij onze ge meenteadministratie dit verschijnsel zou constateren. Dit is geens zins het geval. Ik heb dit alleen naar voren gebracht om aan te tonen hoe enorm belangrijk het is dat beleidsorganen en een gemeenteraad is een bestuurs- of beleidsorgaan, zichzelf bewust zijn en blijven van het feit dat zij alleen verantwoord kunnen besluiten, indien zij voor deze besluitvorming kunnen beschikken over een apparaat dat hen daar bij zoveel en zo uitgebreid maar vooral ook zo objectief mogelijk voorlicht. Uit dien hoofde ligt het voor de hand, dat ieder bestuurs orgaan zich zeer intensief zal moeten bezighouden met dit probleem en constant er aan zal moeten werken, zulks in verband met zijn eigen verantwoordelijkheid, het eigen inzicht en zijn kennis van zaken over het gebied waarover het moet besluiten, door een zo objec tief mogelijke voorlichting te verdiepen en te verbreden. Doet men zulks, dan krijgt dit soms wel eens de schijn van een uiting van wantrouwen t.o.v. hen die moeten voorlichten. Tegen deze opvatting zou ik zeer ernstig willen waarschuwen. De meest gemakkelijke ver dediging van een bepaalde voorgestelde oplossing is vanzelfsprekend daaraan de vertrouwenskwestie te verbinden. Dit leidt in het samen spel tot de meest volmaakte onvruchtbaarheid. Jammer genoeg wordt deze vertrouwenskwestie nog niet eens altijd gesteld door degenen, die de voorgestelde oplossing aanhangig maken en dus in eerste instantie zouden moeten verdedigen, maar vanuit het bestuurs orgaan dat moet beslissen zelf. Daardoor wordt een zakelijke kwestie dikwijls volkomen overbodig getrokken in het persoonlijke vlak, waarbij dus voor de te nemen beslissing niet meer rationele maar irrationele overwegingen de doorslag gaan geven, zulks meestal ten detrimente van een juiste besluitvorming. Besturen wil niet zeggen: besluiten zonder meer op goed vertrouwen in anderen. Besturen wil zeggen: besluiten naar eigen inzicht en geweten na grondige bestu dering van de materie waarover men moet besluiten. Kunnen de bestuursorganen de daarvoor noodzakelijke inspanning niet opbren gen, mijnheer de voorzitter, dan is daarmede tevens de democratie geworden tot een woord zonder inhoud. Men mag in dit opzicht echter slechts eisen stellen aan anderen, mijnheer de voorzitter, indien die anderen er van overtuigd kunnen zijn dat men t.o.v. de eisen welke men aan zich zelf stelt, niet achter blijft. Het zitting nemen in een bestuurscollege en het zitting nemen in een raad wordt nog maar al te vaak gezien als het uitverkoren zijn tot een bepaalde erefunctie. Het gedrang dat bij vele politieke partijen zich voordoet bij de candidaatstelling om te trachten in deze colleges zitting te mogen nemen, zou belangrijk minder groot zijn bij een juiste taakopvatting bij hen, die staan te dringen. Wij zitten hier niet voor de eer, wij zitten hier niet om te kletsen, wij zitten hier om te besturen en be sturen wil zeggen zich willen inspannen, zich willen geven, willen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 62