668
28 NOVEMBER 1958
Het probleem van de bejaarden zal in een andere geest moeten
worden opgelost. Dat door zijn voorstel enkele bejaarden, die het
wel kunnen betalen, mede profiteren vindt spreker geen argument.
Er zal een oplossing moeten komen, waardoor de bejaarden de
gang naar sociale zaken niet meer moeten maken.
Wethouder ROMSOM zegt, dat het ook hem al jaren tegen de
borst stuit, dat mensen, die reeds lang in de tehuizen zitten via so
ciale zaken worden gesteund. Een andere oplossing is niet eenvoudig.
De heer VAN BOXTEL zegt, dat de beantwoording van zijn vraag
van de organisatie van de administratieve afwikkeling van voor reke
ning van de gemeente Breda komende verpleeggevallen door de wet
houder even vaag is, als het antwoord in het centraal rapport; hij wil
echter wel even geduld betrachten. Spreker kan er altijd nog bij de
rondvraag in een gewone raadsvergadering op terug komen.
Hij kan het wel met het standpunt van de wethouder eens zijn met
betrekking tot de exploitatie van de bejaardentehuizen. De idee van
de heer Van Bijnen gaat honderden jaren terug en doet denken aan
de armenhuizen. Spreker kent in tal van gemeenten een systeem van
mede-ondersteuning, zonder dat de bejaarden zelf er van overtuigd
zijn, dat ze geholpen worden.
Be heer VERMEULEN merkt op, dat men het geen schande moet
gaan vinden om bij de dienst voor sociale zaken te komen.
De heer VAN DEN EEDEN zegt de tekening van de verbouwings
plannen van het pand Albada-Jelgersma gezien te hebben. Hij is
bevreesd, dat het plan geen onderdak zal verschaffen aan 150 tewerk-
gestelden, hoogstens aan ongeveer 100; tenzij er een nieuw plan van
de laatste week zou zijn.
"Wethouder ROMSOM veronderstelt, dat de heer Van den Eeden
wel een oude tekening zal hebben gezien. De laatste plannen zijn uit
voeriger en zullen uiteraard ook meer geld gaan kosten.
Hierna wordt hoofdstuk IX zonder
hoofdelijke stemming vastgesteld.
HOOFDSTUK X Economische zaken.
De heer mr. BASTIAANSEN zegt dat de industrialisatie van de
omgeving van Breda ook voor de stad Breda voordelen zal hebben.
Hij meent toch wel te mogen opmerken, dat Breda voor de vestiging
van industrieën wel een paar maal is gepasseerd. Hij vraagt wat
daar aan te doen is.
De heer VERMEULEN vraagt burgemeester en wethouders om
binnen afzienbare tijd met een nota over de industrialisatie te komen,
waarna over deze aangelegenheid vrij gediscussieerd kan worden.
De heer TOXOPEUS wil dit voorstel gaarne steunen.
Ook de heren QUADEKKER en MINDERHOUD kunnen met dit
voorstel medegaan.
De heer HULSKRAMER zegt nog een opmerking te hebben met
betrekking tot de stadsbusverbindingen van de B.B.A. in het Bomen-