686 16 DECEMBER 1958 is dus nuttig te conditioneren dat aan de wijze van exploitatie niets veranderd mag worden. De heer VERMEULEN bevestigt dat in de algemene subsidie regeling voor ruimtebiedende gelegenheden voldoende waarborgen zijn opgenomen. Men moet de betrokkenen niet gaan voorschrijven hoe de zalen gebruikt moeten worden. Wethouder STUBENROUCH meent dat voor de bezwaren, welke de heer Van Caulil aanvoerde, geen vrees behoeft te bestaan. Voor het geval in de ruimtebiedende gelegenheden door het houden van koffiemaaltijden, door dansen e.d. in concurrentie wordt getreden met de middenstandsbedrijven is er sprake van het niet nakomen van de algemene voorwaarden voor deze gebouwen. Spreker citeert de desbetreffende bepalingen. Mocht zich een dergelijk geval voor doen dan zal daarvan gaarne kennis worden genomen. De heer VAN CAULIL herhaalt dat hij met het onderhavige voorstel akkoord gaat; het verheugt hem dat tegen verkeerd ge bruik maaregelen kunnen worden genomen. Hierna wordt het voorstel aangenomen. 33. Subsidieregeling plaatselijke openbare leeszalen en bibliotheken. Overeenkomstig het voorstel wordt besloten. 34. Wijziging reglement van commissies waarin raadsleden als zodanig zitting hebben. De heer VERMEULEN is erkentelijk voor het voorliggende voor stel dat is voortgevloeid uit een door hem daaromtrent gestelde vraag. Hij meent dat nog niet alle functies van raadsleden in diverse commissies zijn bezien. Met name hebben in de commissie voor cul turele zaken raadsleden zitting. Voorts meent spreker dat het ten respecte van de nieuwe raad juist zou zijn als alsnog tot benoeming zal worden overgegaan van de raadsleden, welke na de vaststelling van het voorliggende voorstel zitting blijven nemen in de diverse commissies. De VOORZITTER antwoordt op de laatste opmerking van de heer Vermeulen dat in het aan de orde zijnde ontwerp in deze kwestie is voorzien; als dit stuk wordt aangenomen impliceert dit de benoe ming van de zittende leden-raadslid. Wethouder STUBENROUCH antwoordt dat eventuele raadsleden in de culturele commissie voor ,,De Beyerd" daarin niet qualitate qua zitting hebben, doch a titre personel. De heer NIEUWLAAT meent dit aan de hand van zijn benoe mingsbrief in deze commissie te moeten betwijfelen. Daarin is ge steld dat de benoeming geldt voor de duur van de zittingsperiode van de raad. Er zal dus nog een herbenoeming moeten plaats heb ben. De VOORZITTER zal dit nog eens onderzoeken en terzake nader berichten. Hij wijst de heer Vermeulen voorts o.m. op het gestelde bij artikel V van het concept-besluit tot wijziging der statuten van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 686