694
16 DECEMBER 1958
3e. Slechts in uitzonderingsgevallen kan van het bepaalde onder
2 worden afgeweken.
Als uitzonderingsgevallen zullen worden beschouwd:
langere periode van economische binding aan deze gemeente, indien
men na intensieve ruilpogingen in een woningruil niet is kunnen
slagen:
indien het betreft belangrijke functionarissen op sleutelposities e.d.
Naast deze interne regelingen zijn er dan nog die, welke voort
vloeien uit Uw schrijven van 8 oktober 1958 betreffende de vrije
vestigingen.
Tesamen zijn dat dus de bepalingen waarvan de Juridische Af
deling van oordeel is dat opname daarvan in de verordening ex art.
4 de rechtszekerheid der burgers met betrekking tot de doelmatige
verdeling van de woonruimte niet zou vergroten.
Nu de overwegingen van de afdeling mij niet bekend zijn, mijn
heer de voorzitter, komt deze opvatting mij als niet-jurist hoogst
aanvechtbaar voor.
In mijn juridische onkunde heb ik nl. altijd gemeend, dat het
wezenlijke verschil tussen interne regelingen en verordeningen
juist is, dat eerstgenoemde geen en laatstgenoemde wel de rechts
positie regelen van de daarbij betrokkenen, mijnheer de voorzitter.
Het zich beroepen voor zijn rechten op bestaande interne rege
lingen zo deze al algemeen bekend kunnen zijn, en het eventueel
gerechtelijk geldend maken daarvan, lijkt mij een onmogelijke zaak.
Interne richtlijnen kunnen naar mijn opvatting althans nooit als
bindend gezien worden t.o.v. derden.
Als de afdeling bedoeld zou hebben dat de vaagheid van formu
lering van verschillende van deze interne richtlijnen ertoe zou lei
den, dat indien zij overeenkomstig in een verordening zouden wor
den opgenomen, zij daardoor onvoldoende rechtsgrond zouden geven
aan de betrokken en dan zou ik het daar ten dele nog mede eens
kunnen zijn.
Voorshands, mijnheer de voorzitter, blijf ik dus met de afdeling
van mening verschillen voorzover zij geen onderscheid ziet in
rechtszekerheid voor de betrokkenen tussen voorschriften vastge
legd in interne regelingen en voorschriften, welke wettelijk zijn
geregeld.
Voor het vormen van zijn mening, mijnheer de voorzitter, zal de
afdeling zich ongetwijfeld hebben bepaald tot de bestaande op pa-
papier vastgelegde interne richtlijnen. Heeft de afdeling daarnaast
nog in zijn overwegingen betrokken, evenzeer bestaande richtlijnen
welke worden toegepast, doch welke niet schriftelijk zijn vastgelegd
en heeft hij daarnaast nog gedacht aan nieuwe richtlijnen, welke
nog niet worden toegepast doch welke eveneens in aanmerking
zouden kunnen komen voor wettelijke regeling.
Enkele daarvan zou ik de raad in overweging willen geven.
1) Hoe staat het met de rechten op vrijstelling van inwoning voor
arbeiders, welke in ploegendienst werkzaam zijn in continu
bedrijven.
2) Hoe staat het met de leeftijdsgrens voor jonggehuwden welke
als norm wordt gebruikt voor het al of niet in aanmerking
komen voor medewerking van het woningnoodbureau.
3) Hoe staat het met de rechten van de mensen die ambtelijk wor
den gewogen en te licht bevonden voor vestiging in een bepaalde
wijk ook al is hun geval qua woningnood belangrijk ernstiger
dan dat van hen, welke wel in aanmerking komen.