16 DECEMBER 1958
695
4) Hoe is het met de inwoning bij boven 65-jarigen gesteld. Zijn
daar geen interne richtlijnen voor. Zou deze categorie burgers
geen grotere rechtszekerheid hebben indien hun rechten in een
verordening waren vastgelegd.
5) Hoe staat het met de rechten van mensen welke reeds geduren
de een groot aantal jaren onafgebroken inwoning hebben gehad
en steeds opnieuw daarmede worden belast, terwijl anderen, ook
al zijn daarvoor geen speciale redenen te noemen, blijven vrij
gesteld.
6) Hoe staat het met de rechten van de alleenstaanden op een eigen
woning; wie komt wel en wie komt niet in aanmerking. Welke
normen gebruikt men daarvoor en wie stelt deze vast. Hoe staat
het met de rechten van de jonggehuwden op een nieuwbouw
woning
Het is niet mijn bedoeling geweest, mijnheer de voorzitter, in
hetgeen voorafging uitputtend op te sommen al datgene waarvan
naar ons oordeel een meer objectieve regeling een grotere rechts
zekerheid zou verschaffen aan de betrokkenen. Daarnaast zullen
er ongetwijfeld nog andere onderwerpen zijn welke niet door mij
werden genoemd doch welke evenzeer daarvoor in aanmerking
komen.
Wil, mijnheer de voorzitter, hetgeen voorafging nu zeggen dat er
onzerzijds zou worden getwijfeld aan de integriteit of aan de soe
pelheid waarmede het woningnoodbureau werkt. Zeer beslist niet.
Zo daartoe aanleiding zou bestaan zou ik evenmin schromen zulks
duidelijk te zeggen.
Voor hetgeen door mij wordt bedoeld, mijnheer de voorzitter,
meen ik niet beter te kunnen doen dan door te citeren hetgeen
door de heer Toxopeus in de vergadering van 28 november 1955
eveneens met betrekking tot de woonruimtewet, zij het met andere
bedoelingen nl. naar aanleiding van zijn vraag of er geen aanleiding
was om de overheidsbemoeiingen met de woonruimteverdeling te
beperken, werd gezegd. Hij stelde daar nl.:
,,Bij die gelegenheid werd het argument gebruikt dat de gemeen
telijke overheid toch zo soepel optrad. Dat argument sprak mij niet
aan. Ik heb liever een rechtstaat dan een politiestaat, ook al treedt
de politie soepel op; liever een democratie dan een dictator, ook
al is de dictator soepel".
Uitgaande van de omstandigheid, mijnheer de voorzitter, dat de
bemoeiing van de overheid met de woonruimteverdeling nog niet
gemist kan worden, heb ik liever een verdeling daarvan volgens
zoveel mogelijk objectieve normen, welke rechtens vast liggen, dan
een verdeling volgens subjectieve normen hoe goed overigens de
gene die dit moet doen tracht zijn taak te vervullen.
Wij hebben naar onze overtuiging als raad daarbij een taak. Wij
dienen te zorgen dat de gemeentelijke wetgeving terzake aan de
burgers optimaal geeft wat aan recht in deze moeilijke zaak te
krijgen is. Daardoor behoeft degene die belast is met de uitvoering
niet te worden gehinderd in de juiste uitoefening van zijn taak.
Soepelheid van handelen blijft ook dan mogelijk, omdat hetgeen
in de verordening als recht wordt vastgelegd uitsluitend kan be
treffen de grote lijnen van het beleid.
Mijn fractie, mijnheer de voorzitter, zou dan ook gaarne zien dat
de raad zou kunnen besluiten tot het instellen van een commissie
ad hoe, welke in overleg met de betrokken wethouder en de direc
teur van het woningnoodbureau zou nagaan welke van de door