68
15 JANUARI 1958
op langere termijn bij Uw college, dat van de zijde van Uw college
in 1955 tijdens de begrotingsbehandeling voor het jaar 1956 nog
tegen de raad werd gezegd, dat de begroting welke thans voorligt
naar alle waarschijnlijkheid wel zou sluiten, terwijl deze thans een
tekort aanwijst van 3,1 mill., terwijl bij de begrotingsbehandeling
van 1957 de wethouder op een daartoe door mij aan hem gestelde
vraag dit punt betreffende, niet meer wist mede te delen dan dat de
begroting 1958, zowel voor hem als voor Uw college op dat moment
nog een gesloten boek was.
Ik moet toch minstens aannemen, mijnheer de voorzitter, dat
wanneer de wethouder zoiets vertelt mede namens Uw college, dat
hij dan ook inderdaad zegt wat hij op dat moment weet, temeer
omdat de raad daarop in dit geval m.i. minstens toch wel recht heeft.
Opmerkelijk is, mijnheer de voorzitter, dat voor een beslissing
welke onlangs in deze raad moest worden genomen over een plan in
hoofdzaken de stadsuitbreiding en stadsplanning betreffende, Uw
college en de raad elkaar wel konden vinden. Het was bij die gele
genheid de heer Toxopeus die het gevaar signaleerde, dat men zou
lopen voor de autonomie van de gemeente, indien men niet bijtijds
orde op eigen zaken stelde, waardoor de centrale overheid dan de
gelegenheid zou krijgen te zeggen: „Jullie kunnen het niet, dan zul
len wij het wel voor jullie doen." Dit was voor hem persoonlijk zelfs
reden om over zijn afkeer in het algemeen voor alles waar het woord
je „ordening" maar in enigszins verwijderd verband mede te maken
heeft, heen te stappen.
Mijn vraag om ordening op langere termijn, ik kan helaas dit
woord niet vermijden als ik wil aanduiden wat ik bedoel, van onze
financiële mogelijkheden behoeft dan ook beslist niet het onderwerp
te worden van een politieke discussie. Het is geen politiek, doch een
zakelijk voorstel. De bedoeling van dit door mij opnieuw aan de orde
stellen van deze gedachte is geen andere dan dat door de daardoor
heropende discussie misschien de mogelijkheid tot een eensgezind
besluit tot uitvoering daarvan geboren kan worden.
Het kan voor bovenbedoelde discussie van belang zijn iets meer
concreet georiënteerd te zijn over de situatie Breda in financieel
opzicht t.o.v. die van andere vergelijkbare gemeenten zoals deze
thans is. Uw college beschikt daarbij uiteraard over meer gegevens
dan ik en voorzover ik tekort schiet mag ik er dus wel op vertrou
wen, dat dit van Uw kant in Uw antwoord zal worden aangevuld.
Gaan wij voor de vergelijking van de basisbedragen voor de alge
mene uitkering uit van die, welke door de verschillende gemeenten
geraamd zijn voor de begroting 1958, dan geeft dit het navolgende
beeld. De door mij genoemde bedragen zijn bedragen waarvan het
bedrag voor kleuteronderwijs reeds is afgetrokken.
Breda ligt dus voor wat zijn basisbedrag betreft boven Tilburg en
Enschede, bijna op het niveau van Groningen doch vrij belangrijk
onder de bedragen van de overige genoemde steden. Hoe staat het
echter met de tekorten op de verschillende begrotingen van deze
gemeenten. Hiervan zijn mij op dit moment alleen bekend de ge-
Haarlem
Eindhoven
Groningen
Tilburg
Nijmegen
Arnhem
Enschede
Breda
48,35 per inwoner
41,92
37,50
28,26
52,51
58,30
28,98
35,36