70 15 JANUARI 1958 band houden met de sanering van de binnenstad, welke niet gering zullen zijn. Denkt U maar eens aan het moeten aankopen daarvoor van dure eigendommen welke moeten verdwijnen. Het bouwen van een nieuw gemeentehuis, een nieuwe schouwburg, welke laatste dan misschien ten dele nog als rendabel mag worden gezien, een nieuw gebouw voor openbare werken, nieuwe politiekazerne, nieuw gebouw voor gemeente lichtbedrijven, kosten verbonden aan het tot stand komen van hoogspoor, stamriool, etc. Welke enorme bedragen zullen met de realisering alleen al van het hier opgesomde reeds niet gemoeid zijn. Ik vraag mij af hoe Uw college denkt dit alles te gaan financieren binnen het raam van onze budgettaire mogelijk heden en het tijdsbestek waarbinnen al deze plannen zullen moeten worden uitgevoerd. Daarbij dient te worden rekening gehouden met de omstandigheid dat ook de overige uitgaven, waarvoor thans reeds posten in de begroting zijn vermeld, eerder de neiging zullen hebben tot stijgen dan tot dalen. Buiten de huidige begroting en dus het daarvoor ter beschikking staande normbedrag zijn tevens nog gelaten een aantal kredieten van door de raad reeds goedgekeurde onrendabele investeringen tot een bedrag van ruim 22,mill. Naar aanleiding van een door mij terzake in het centraal rapport gestelde vraag is althans een deel van de daaruit voortvloeiende kosten tot een bedrag van 639.625 alsnog in de begroting opgenomen. Het nog niet door G.S. goedge keurde deel zal ongetwijfeld een nog zwaardere last op de begroting leggen indien men ziet, dat voor de onrendabele investeringen vol gens het investeringsplan 1958 ad. 12.000.000 reeds een bedrag van 850.000 aan lasten in de begroting moest worden opgenomen. Wij zijn bereid, mijnheer de voorzitter, ten volle en graag mede te werken aan een zo snel en evenwichtig mogelijke groei en uit bouw van onze stad. Wij zouden dit het liefst doen onder omstan digheden welke ons baas in eigen huis laten blijven of weer doen worden. Om die reden is het, dat ik opnieuw tot Uw college het verzoek richt om een plan in hoofdzaken voor de door ons voor dat doel te voeren financiële politiek. Dit plan kan eventueel de basis vormen voor een gesprek met de centrale overheid over de daaruit voor onze gemeente naar voren komende behoefte aan dekkingsmid delen. Het wordt daardoor waarschijnlijk mogelijk niet incidenteel, zoals thans nog geschiedt bij iedere begrotingsbehandeling subjectieve ver hogingen te moeten aanvragen, maar eenmalig duidelijk en concreet de financiële problematiek van Breda te stellen en daardoor te komen tot een dekkingsplan voor een lange periode vooruit. Nalaten te trachten, mijnheer de voorzitter, op deze wijze zelf de zaak te mees teren zou in de situatie waarin wij verkeren en waarin wij m.i. nog maar aan het begin staan van een voor Breda enorme ontwikkeling er slechts toe kunnen leiden, dat anderen dan wij, mijnheer de voor zitter, in dit opzicht voor ons orde op zaken komen stellen zulks tot schade van onze autonomie. Het antwoord, mijnheer de voorzitter, hetwelk ik dit jaar op deze m.i. voor onze gemeente zeer belangrijke zaak verwacht zal meer positief van inhoud moeten zijn dan ik in de vorige jaren terzake mocht ontvangen wil het mij bevredigen. Vóór de overgang op de nieuwe financiële regeling dienen wij voor onszelf te weten, in de grote lijn althans, waaraan wij toe zijn. Ik behoud mij daarom, mijn heer de voorzitter, gezien het grote belang, hetwelk door mij gehecht wordt aan hetgeen in het voorafgaande door mij aan Uw college werd gevraagd, het recht voor dat mocht U Uwerzijds niet kun nen besluiten op mijn verzoek in te gaan, afhankelijk van Uw ant-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 70