15 JANUARI 1958
77
De heer MINDERHOUD zegt
Mijnheer de voorzitter,
In Uw schrijven van 8 november 1957 waarbij het college van
burgemeester en wethouders de begroting voor het jaar 1958 aan
biedt, zegt U onder „Algemeen", dat het beeld van de begroting
wordt beheerst door de investeringsbeperking en de bestedingsbeper
king. De nationale economie eist deze beperkingen en daarom meent
U dat de gemeente met behoud van eigen autonomie verplicht
is aan deze beperkingen vrijwillig mede te werken. Dit woord „vrij
willig" dan toch zeker met een korreltje zout genomen. Immers als
gemeente hebben wij geen schuld aan de teruggang der financiële
omstandigheden en kunnen we de schuld gerust op rekening stellen
van diegenen, die in 's lands regering blijkbaar niet hebben geweten,
dat regeren „vooruitzien" is. Reeds na het eerste jaar van hoog
conjunctuur had men maatregelen moeten nemen om de consumptie
af te remmen in plaats van maar steeds toe te geven aan allerlei
vragen om loonsverhoging en de luxe die velen nog niet aankun
nen te beperken. Helaas, men heeft het niet gedaan en nu zitten
de lagere publiekrechtelijke lichamen met de stukken; dus ook de
gemeente Breda. Het schijnt wel of de gemeentelijke zelfstandigheid
zichzelf heeft overleefd en niet meer past in de huidige maatschap
pij. Steeds meer dringt men er op aan het economisch-maatschap-
pelijke- en sociale leven centraal te leiden en wordt men vanuit Den
Haag geregeerd bij ministeriële circulaire.
Het is genoegzaam bekend, dat het college van burgemeester en
wethouders alles in het werk heeft gesteld om een toestand als deze,
waarin we nu verzeild zijn geraakt, te voorkomen. Gaarne brengen
wij U daarvoor dank en hulde en wij zullen trachten mede te werken
om zo spoedig mogelijk uit deze impasse te geraken.
Maar hoe moet dit gebeuren
Als ik in meergenoemd schrijven (8-11-1957, nr. 433, blz. 2) lees,
dat het bedrag der subsidieposten voor 1958 met rond 150.000,
moet worden verhoogd, vraag ik me toch af of dit nu wel nodig is,
ook al zit daarin een bedrag van 67.500,verwerkt voor de Kruis
verenigingen.
Moest deze verhoging niet plaats hebben, dan zou al 2/3 deel van
de 225.000,(zie blz. 5) der hogere lasten voor de gemeenten ge
vonden zijn.
Nu weet ik wel, dat dit niet kan, maar mogelijk is op de subsidies
toch wel te beknibbelen.
In 1957 is aan niet verplichte subsidies en contributies een bedrag
geraamd van 771.763,Komt daar nu voor 1958 nog een bedrag
bij van rond 150.000,dan wordt dit totaal 920.000,- en nadert
al spoedig het miljoen, want meer aanvragen om subsidie zullen
komen voor allerlei denkbare doeleinden en ze zullen uiteindelijk
verstrekt worden ook.
Hoe komt het toch, dat men in de jaren na de oorlog zo gemak
kelijk een aanvraag tot de overheid richt om subsidie Was dit voor
1940 ook zo Ik meen van niet!
Zeker, vragen is vrij. Maar als het vragen om subsidie zó opgevat
moet worden, dan kan ook gemakkelijk nèèn gezegd worden door de
overheid.
Echter zo is het niet! Al te veel is de wens om, onder aanvoering
van allerlei argumenten, zijn hobby te kunnen beoefenen en uitleven
op kosten, althans voor een groot deel, van de overheid, dus en
dat vergeet men te veel van de gemeenschap. Er is een te veel