8 JANUARI 1958 7 Ik zal trachten duidelijk te maken, dat het weiden van koeien in de directe omgeving van een grote stad en in de omgeving van recreatie terreinen met name het Mastbos, hoe langer hoe bezwaarlijker wordt voor de boer. Verschillende boeren hebben reeds gedeelten van hun gronden moeten afstaan voor stadsuitbreiding. Daardoor zijn er situaties gescha pen, dat behoorlijk grote landbouwbedrijven in het vlak zijn komen te liggen van niet lonende te kleine landbouwbedrijven. Deze bedrijven zijn echter weer lonend te maken als de boer omschakelt op de meer intensieve tuinbouw, deze bedrijven mogen dan ook weer niet te groot zijn. 1 ha tuingrond kan voor een lid van het gezin rijk lonend worden gemaakt. Hij zal dus in de toekomst over moeten gaan tot het stichten van tuinbouwbedrijven op zijn eigendommen. Thans speelt hier vanavond voor mij de tweede ronde. Een vloed van bezwaarschriften zijn uw college toegezonden, onder te brengen in 5 groepen, die alle volgens de zin van de wet ontvankelijk zijn. Bovendien zijn nog 5 bezwaarschriften van boerenbonden en tuin- bouwverenigingen ingekomen, die zich rechtstreeks tot de raadsleden hebben gericht. Ik mag veronderstellen, dat uw college nog nimmer met zo'n overvloed van bezwaren heeft kennis gemaakt, alle met ongeveer dezelfde strekking. Naar mijn mening hebben de meeste adressanten in hun bezwaarschrift er uiting aan gegeven, dat zij voor de moeilijkheden waarvoor het ge meentebestuur zich ziet geplaatst, begrip hebben. In Uw schrijven van 7 januari 1958 doet U het voorkomen, dat er van adressanten met name de R.K. Boerenbonden van Breda, Ginneken, Princenhage en Teteringen en de R.K. Tuinbouwvereniging van Princen- hage weinig of geen begrip is voor de moeilijkheden van uw college omtrent de noodzakelijke ontwikkeling van de stad. Ik kan deze gedachte niet met U delen. Ik neem aan dat deze adressanten voor de belangen van hun leden op willen komen, wat hen moeilijk kwalijk genomen kan worden. Het gaat hier over een zekere aantasting van de privaatrechte lijke bezittingen van hun leden. Daarom doen deze adressanten tot uiting komen, dat hierover wat meer overleg plaats zal moeten vinden op bre dere basis. De mogelijkheid is misschien niet uitgesloten, dat er dan een billijkere oplossing gevonden zal kunnen worden, hetgeen naar mijn persoonlijke mening zou kunnen bestaan in het annexeren van gedeelten van andere gemeenten. Ten aanzien van diegenen, die zich verzetten tegen de bebouwings voorschriften ben ik van mening, indien mijn lekenverstand het gemeente blad 1929 no. 470 goed begrijpt, dat deze adressanten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen volgens artikel I van deze gemeenteveror dening. Alleen het woord voorgenomen is mij niet geheel duidelijk. Doelt dit woord op thans voorgenomen of op later, of op allebei? In elk geval zal de gemeente dit een bedrag kunnen gaan kosten, waar van ik de grootte, nu in verband met de bestedingsbeperking, niet aan vaardbaar durf te stellen. Dit bedrag is naar mijn mening niet bij be nadering te schatten. Tenslotte zou ik uw college toch met klem willen verzoeken het plan in beraad te willen houden. De heer MOL deelt mede, dat het voorliggende plan in de fractie van de K.V.P. zeer veel belangstelling heeft gewekt, doch ook weerspannig heid heeft opgeroepen, omdat een deel van de Bredase bevolking zeer zwaar getroffen zal worden. Hij is van mening, dat de raad thans voor een verstrekkende beslissing staat. Spreker hoopt en verwacht van bur gemeester en wethouders, dat zij een oplossing zullen kunnen vinden voor die land- en tuinbouwbedrijven, die door dit uitbreidingsplan zullen worden getroffen en deze agrariërs een andere bestaansmogelijkheid te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 7