15 JANUARI 1958 79 overgenomen. Of nu landelijk de 2 x 40.000 woningen (dus ook 40.000 in de particuliere sector), die men zich voor ogen heeft ge steld te bouwen in 1958, ook werkelijk zullen verrijzen, is een grote vraag. Het particuliere bedrijf meent zijn 40.000 woningen niet te kunnen opbrengen. Hoe zullen dan de toestanden in Breda worden, nu het gemeentebestuur slechts een aanvullende taak heeft behou den Ik vrees dan ook, dat wij met de woningbouw achterop zullen geraken. Hetzelfde geldt ten aanzien van de scholenbouw. Trouwens in Uw antwoord op het centraal rapport zegt U, dat de voorschriften ten aanzien van de urgentie, de financiering en de rijksgoedkeuring voor de bouw een dermate onzeker karakter hebben, dat niet meer vooraf is aan te geven welke scholen-bouw in een bepaald jaar zal worden tot stand gebracht. Uw college twijfelt dus ook aan een vlotte afwerking van deze aangelegenheden. Hoe veel te meer moet het de schoolbesturen te moede zijn, nu zij momenteel nog niet weten hoe zij per 1 september 1958 de grote toeloop van nieuwe leerlingen moeten opvangen. Immers is 1958 het eerste jaar waarin veel kin deren, die in het topjaar 1946 geboren zijn, de U.L.O.-scholen zullen gaan bezoeken. Zeker is dat de aanmelding in enkele scholen zal zijn 100 of meer leerlingen in de eerste klasse U.L.O., hetgeen betekent, dat minstens 3 eerste klassen moeten worden gevormd. Als dit in 1957 ook zo was en het is mij bekend, dat er zulke U.L.O.- scholen zijn, dan is het begrijpelijk, dat men ruimte te kort komt. Men rekent wel op sommige dubbele klassen bij nieuwbouw, maar niet op 3-voudige klassen. Het gevolg is, dat met de ruimte is ge woekerd en zelfs natuurkundelokalen als klasse-lokalen worden benut. Wat zal men nu per 1 september 1958 zien; voor die overvolle scholen worden andere lokalen (al dan niet schoollokalen) aange wezen, die op verre afstand liggen van de moedersehool. Men krijgt dan de figuur, dat de leraren van U.L.O.-scholen, want dit zijn vak onderwijzers, zich van de ene school naar de andere moeten verplaat sen, met als gevolg veel tijdverlies door heen- en weerrijden en grote kans op verlies van leerkrachten, omdat zij dit tijdverlies te omslachtig vinden. Op het onderwijzersterrein heerst immers nu geen overcompleet, maar een groot tekort. Een oplossing was misschien te vinden door barakkenbouw voor de komende 4 4 5 jaren, maar deze bouw is in Breda blijkbaar taboe. De tijd dringt echter wel sterk, wil men nog tijdig alle voorzieningen kunnen treffen, die nog nodig zijn voor de ontvangst van nieuwe leerlingen. Wat ik heb gezegd ten aanzien van U.L.O.-scholen, geldt evenzeer voor L.O.-scholen, met dit verschil echter, dat hierbij klasse-onder wijzers zijn betrokken, die slechts één klas onder hun toezicht heb ben, en de moeilijkheden dus minder groot zijn. Op blz. 36 van het antwoord op het centraal rapport zegt U bij no. 394, dat de gemeentelijke gymnastieklokalen, buiten schooltijd, verhuurd worden beneden de kostprijs en dat het uitgesloten moet worden geacht, dat hiervoor meer kan worden betaald. Na hetgeen ik omtrent het verlenen van subsidies heb gezegd, zal het U niet bevreemden, dat ik hierover anders denk. De vraag mag toch gesteld worden of één of twee uur verenigings- gymnastiek per week wel gezien mag worden als een daadwerkelijke opvang van de vrije tijd, die de jeugd ter beschikking heeft. Maar afgezien daarvan, gaat het mij hierom dat het heel normaal wordt gevonden, dat een gymnastieklokaal wordt ingericht overeenkomstig de eisen des tijds en misschien ook de wensen van de gymnastiek vereniging, die hiervoor geen hoge huur wil of meent te kunnen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 79