23 MAART 1959 101 opbrengstcijfers en het overschatten van de verplaatsingsmogelijkheid Daar naast speelt de verwervingsmogelijkheid van andere gronden voor stads uitbreiding. Destijds werd gedacht dat deze niet beschikbaar waren. Spreker moet nu wel geheel onderschrijven wat de heer Vermeulen heeft gezegd. Waar zijn we nu precies? Is het zo dat gedeputeerde staten dezelfde feiten anders wegen dan de raad, of beslisten gedeputeerde staten op nieuwe feiten? Dit laatste is niet helemaal zeker. Ofwel de voorbereiding voor de raad öf de voorlichting van gedeputeerde staten is niet geheel juist geweest. Het college van burgemeester en wethouders kiest voor een defect in eigen boezem. Objectieve gegevens ontbreken nu nog. Voor de raad is het niet mogelijk hierover uit eigen wetenschap te beschikken. Als burgemeester en wethouders gelijk hebben is spreker blij dat de agrariërs in beroep zijn gegaan. Dit kan de gemeente behoeden voor ondoordachte stappen. De raad zal in het vervolg kritischer moeten zijn op zijn voor lichting; hij zal veel beter op de hoogte moeten trachten te komen. Intussen ziet spreker ook geen goede andere mogelijkheid dan maar te berusten. In beroep zouden overigens best cijfers geproduceerd kunnen worden, die tussen de nu bekende liggen en dat is dus weer een derde mogelijkheid. Als het college nu werkelijk overtuigd is wil spreker het er wel bij laten. Spreker is het niet eens met de heer Biemans, die een plan voor 30 jaar te lang vindt. Dit is wel degelijk verantwoord. De directeur van openbare werken heeft destijds eens gewezen op de vooruitziende blik van onze voorouders, die Breda brede uitvalswegen hebben bezorgd. De heer VAN BOXTEL meent dat bij de behandeling van het structuur plan een streefgetal van 150.000 inwoners genoemd is. Nadien is in het kader van het Kreekrakplan een nieuw getal van 200.000 genoemd. Spreker vraagt zich af wat de invloed van dit plan is op de woonmogelijkheden in Breda. De heer MINDERHOUD is dankbaar voor de gegeven toelichting en heeft begrip voor de moeilijkheden. Hij acht hetgeen de heer Biemans heeft gezegd wel juist. De raad heeft de vorige maal een foutief besluit genomen, gebaseerd op verkeerde gegevens. Dat het zo was hadden we wel vroeger uil kunnen vinden meent spreker. Het was beter geweest een en ander nauwkeuriger uit te zoeken. De VOORZITTER geeft toe dat burgemeester en wethouders voorzich tiger zouden zijn geweest in hun advies als zij destijds geweten hadder wat ze nu weten. Niemand in de raad kan echter beweren dat het mogelijk is over een allround kennis van het hoofdzakenplan te beschikken. Gelukkig is het dan ook mogelijk daarin van tijd tot tijd de nodige wijzigingen aan te brengen. Juist ten aanzien van de gronden in Princenhage bestond bij de raad en bij burgemeester en wethouders de grootste twijfel. Het voor stel berustte op een gentlemens' agreement. Het was inderdaad met bloe dend hart dat op deze gronden beslag werd gelegd wegens de grote be langen, welke voor de stad op het spel stonden. Burgemeester en wethou ders ontleenden hun gegevens te goeder trouw aan de hun verstrekte inlichtingen uit vakkringen van de tuinbouw, met name van de tuinbouw veiling. Op basis van deze cijfers was de waarde der gronden getaxeerd. Nu wordt door de gespecialiseerde deskundigen aangetoond dat deze waarde absoluut en relatief te laag was. Bij toepassing van de moderne middelen van verwarming en glas is een veel hogere opbrengst te bereiken. Er wordt nu gesproken van een optimale kwaliteit van de grond, zoals slechts 1 van het gehele land. Het gaat hier om nagenoeg onvervang bare grond. Dit neemt niet weg dat de gemeente zich sterk verdedigd heeft in de desbetreffende commissie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 101