112
15 APRIL 1959
H. BIEMANS, W. C. A. M. VAN BOXTEL, H. BROEDERS, J. M.
VAN BIJNEN, G. CAMPHENS, P. J. VAN CAULIL, H. J. C. COSIJN.
mr. B. W. M. DRION, C. VAN DEN EEDEN, N. W. C. VAN GIS
BERGEN, K. VAN HOUTEN, G. F. HULSKRAMER, A. JONGBLOED,
J. J. KAMPHUIS, D. J. A. KRAMERS, A. KROON, F. J. MELZER,
A. MENDES, J. A. MEIJS, G. MINDERHOUD, F. H. M. MOL, P. F.
C. NIEUWLAAT, F. P. VAN DE NOORT, J. H. M. QUADEKKER,
A. J. A. RATTINK, A. P. ROMSOM, drs. G. C. STUBENROUCH,
H. VAN TOLEDO, mr. E. H. TOXOPEUS, J. F. V. VERMEULEN,
J. VERSCHUREN, drs. P. VIS, drs. N. H. ZIJTREGTOP.
Afwezig: de heer C. A. VAN DUIJL.
Voorzitter: de heer mr. dr. C. N. M. KORTMANN.
Secretaris: de heer mr. Ph. I. E. VAN WOENSEL.
De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het gebed uit,
waarvan de tekst is opgenomen in artikel 10 van het reglement van orde
voor de vergaderingen van de gemeenteraad.
Bericht van verhindering is binnen gekomen van: de heer C. A. van
Duijl.
Hierna wordt overgegaan tot behandeling van de agenda.
I, Notulen 11 en 23 maart 1959.
De heer QUADEKKER verzoekt hetgeen als door hem gezegd is weer
gegeven op bldz. 73 nader als volgt vast te stellen:
„De heer Quadekker zegt geen geboren Bredanaar te zijn, ofschoon hij
„slechts 20 jaar in Breda woont. In die tijd heeft hij geconstateerd dat de
„Halstraat tijdens de kermis een zekere sfeer heeft etc(overigens
ongewijzigd).
De notulen van 11 maart 1959 worden
met inachtneming van genoemde wijzi
ging vastgesteld.
De notulen van 23 maart 1959 worden
ongewijzigd vastgesteld.
2-3. Ingekomen stukken.
De onder 2a. en b. genoemde stukken
worden in handen van burgemeester en
wethouders gesteld voor het uitbrengen
van preadvies.
3. Ingekomen stukken.
De onder 3a. t/m 1. genoemde stukken
worden voor kennisgeving aangenomen.
Wethouder MEIJS komt terug op een door de heer Quadekker in een
vorige vergadering gestelde vraag inzake het hoge girosaldo bij de politie-
administratie. Spreker kan mededelen dat voorlopig nog wel een relatief
hoog saldo zal blijven voorkomen. Het gaat hier n.l. om de salarisbetaling
aan een 10-tal politieambtenaren, die in opleiding zijn op de politieschool
in Eindhoven. Tegen het einde van iedere maand is deze betaling daarom
regelmatig in het saldo begrepen.
De heer QUADEKKER heeft uit de statistische gegevens van het