13 MEI 1959 157 aan banden leggen, zoals het bestuur thans suggereert; een brief van 19 mei 1956 aan het gemeentebestuur leert echter anders. In deze brief staat o.m. „dat het bestuur bereid is het oude Diaconessenhuis aan de gemeente Breda te verkopen, maar dat het, gezien de onzekere economische toestand en de mogelijkheid van waardedaling der huidige betaalmiddelen, een bindende schatting van de waarde in dit stadium ongewenst acht". Het bestuur zag in een waardebepaling een risico voor het Diaconessenhuis. Niettegenstaande dit, maakt men thans een verwijt aan de gemeente. Spreker kan het standpunt van het stichtingsbestuur wel begrijpen; de waarde had meer kunnen zijn, doch men had in moeten zien dat ook het omgekeerde mogelijk was. Het bestuur treft zelf het verwijt voor de gang van zaken; het mag niet stellen, dat de gemeente de zaak te lang heeft vastgehouden. Spreker vindt de bewering van het bestuur lichtelijk grof. De heer VERMEULEN is het met de laatste opmerking van de wet houder niet eens. De gemeente heeft optie gekregen, hierdoor had het Diaconessenhuis minder handelingsvrijheid. Indien de gemeente indertijd op het aanbod was ingegaan zou het gebouw getaxeerd en ook gekocht zijn. De situatie is nu wel heel anders geworden. Niet alleen dat er een waarde-vermindering van het geld heeft plaats gehad, maar ook dat de gemeente thans het gebouw niet meer nodig heeft. Het staat thans leeg en renteloos. Naarmate het langer leeg staat zal de onderhandelingsbereid heid van het Diaconessenhuisbestuur groter worden. Daarom heeft spreker bezwaren tegen deze handelwijze. Inderdaad hebben de taxateur en ambte naren van de dienst van openbare werken terzake een gesprek gevoerd, waartoe het gemeentebestuur, volgens de wethouder, het initiatief heeft genomen. Dit was kort vóór de vorige vergadering. Tijdens het gesprek werd uiteindelijk niets bijzonders besproken; er werd onmiddellijk naar een deskundige instantie verwezen en niet naar een beleidsinstantie. Spreker wil de deskundigheid van de directeur van openbare werken niet ont kennen, doch ook de vier taxateurs zijn terzake zeker bekwaam te achten. Hij vindt het een beetje klein dat de gemeente geen mededeling heeft gedaan van de voorgenomen bestemming van het oude Diaconessenhuis. Het is onredelijk om het gebouw tegen slopersprijs te willen kopen om het dan te gaan gebruiken. De wethouder heeft gezegd dat hij „lichtelijk geërgerd is over de brief van het stichtingsbestuur". Het is toch zo, dat het bestuur over de hele gang van zaken een onbevredigend gevoel heeft. Het enige wat burgemeester en wethouders hebben gedaan is, het bestuur te verwijzen naar de directeur van openbare werken. Heel de zaak ligt in een beleidsteer en niet in een technische sfeer. De heer MINDERHOUD is het ook niet met de wethouder eens; het bestuur van het Diaconessenhuis is niet in gebreke gebleven. De vorige keer kreeg het bestuur een week gelegenheid om te beraadslagen, nu slechts de tijd van dinsdag tot woensdag. Het is heel moeilijk het bestuur dat over geheel West-Brabant verspreid woont, in dat tijdsbestek bij elkaar te krijgen. Het is toch wel zaak, dat als de taxatie-prijs tot de helft wordt teruggebracht, het bestuur daarover eerst beraadslaagt. De heer VAN HOUTEN is het eens met de heer Vermeulen. Hij is nog maar kort lid van de raad, doch er is intussen een andere zaak geweest, met name de overname van het tennispark „De Mark", die niet streng zakelijk is bekeken, anders had de raad wel een ander besluit genomen. Spreker meent, dat het bestuur van het Diaconessenhuis in een dwang positie zit. Hij verzoekt burgemeester en wethouders de zaak nog eens te bekijken en te onderhandelen met het stichtingsbestuur.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 157