182
17 JUNI 1959
De heer DRION wil gaarne aanhalen hetgeen de heer Quadekker heeft
gezegd. De sanctie van het intrekken van alle bonnen bij gebleken mis
bruik heeft volgens spreker juist een averechtse werking. Bovendien bestaat
de mogelijkheid dat door fouten in de administratie of nonchalance van
de horeca-man bonnen ten onrechte worden ingetrokken. Uit het pre
advies blijkt niet of de horeca instemming betuigt met het voorstel. Elk
recht houdt geen verplichting in. Indien het voor het algemeen belang
van de gemeente nodig is, dat de horeca-bedrijven in de zomermaanden
tot 1 uur open zijn, geeft hem dan in de algemene politieverordening het
recht om open te zijn tot 1 uur. Dit recht is echter geen verplichting,
zodat iedereen kan doen wat hij zelf wil.
De VOORZITTER deelt mede dat men 2 dingen uit elkaar moet houden
n.l. de algemene wetgeving, die bij de gemeenteraad thuis hoort en de
ontheffingsmogelijkheid van het sluitingsuur in bepaalde gevallen die dooi
de burgemeester geschiedt. Vorig jaar zijn aan de horeca-bedrijven 72
bonnen uitgereikt, die elk recht gaven op 2 uur verlenging van het sluitings
uur. Het geven van enige motivering voor deze verlenging was niet nodig.
Voor de 200 horeca-bedrijven in deze gemeente gaven dus de bonnen
recht op ongeveer 14.000 verlate sluitingsuren. In de praktijk blijkt er slechts
behoefte te bestaan aan 1500 verlate sluitingsuren. Alleen door gebruik te
maken van de ontheffingsbevoegdheid van de burgemeester, zoals dit ook
in andere steden geschiedt, wil spreker op beperkte schaal een proef nemen
met het bonnenstelsel, zoals dit door de heer mr. Bastiaansen is voor
gesteld. Hij wil echter de bevoegdheid hebben, deze proef te allen tijde
te kunnen beëindigen.
De heer mr. BASTIAANSEN is blij met de toezegging van de voor
zitter om met het politionele bonnenstelsel een proef te willen nemen. Dat
de bonnen op beperkte schaal worden verstrekt acht spreker juist. Dit was
ook zijn bedoeling. Spreker merkt op dat de heer Vermeulen heeft gezegd
dat de raad andere gevoelens heeft dan vorige keer. De heer Vermeulen
moet echter niet spreken over „de raad" doch van „onze fractie". Ten
slotte wil spreker nog opmerken dat de heer Drion heeft gezegd dat de
caféhouders een recht verkrijgen om open te blijven, maar dat hen geen
plicht tot open houden wordt opgelegd. In dit geval betekent dit recht
bijna altijd een plicht. Wat de een doet moet de ander ook doen. Spreker
is blij met het voorstel van de voorzitter.
De heer VERMEULEN zegt, dat de heer mr. Bastiaansen hem iets
in de mond heeft gelegd wat hij in le instantie niet heeft gezegd. Hij
heeft niet bedoeld te zeggen dat aan de horeca niet tegemoet gekomen
moet worden. Immers zijn voorstel was, in de zomermaanden het sluitings
uur te stellen op 1 uur. Hij zou gaarne zien dat het bonnenstelsel niet als
wetgeving wordt opgenomen. Hij zag gaarne het verlate sluitingsuur in
de verordening opgenomen. Tot op zekere hoogte is spreker erkentelijk
voor het bemiddelingsvoorstel. Aan de andere kant moet hij een voor
behoud maken, omdat hij van mening is dat de raad iets gaat doen, wat
de wettelijke basis mist. Dit is niet geregeld in de algemene politieverorde
ning en behoort ook niet tot de politionele bevoegdheden van de burge
meester. De thans voorgestelde regeling is een politionele. De politie is
echter geen autonoom lichaam. De ontheffingsbevoegdheid van de burge
meester is, volgens spreker, niet te delegeren aan andere ambtenaren en
ook niet aan de commissaris van politie. Spreker besluit echter met de
mededeling dat hij met het tussenvoorstel mee wil gaan.
De heer VAN BOXTEL merkt op dat de heer Vermeulen alleen nog
juridische bezwaren heeft. Deze lacune in de algemene politieverordening
is met een regel op te vangen.