17 JUNI 1959 185 nodig. Deze grond moet verkoopbaar blijven. Nu zegt de heer Vermeulen dat deze grond beneden de gemiddelde prijs ligt, doch spreker wil dan toch opmerken dat bij bungalow-bouw veel minder kosten van openbare werken komen dan bij een aaneengebouwde rij huizen. Ten aanzien van de opmerking van de heer Vermeulen betreffende de bijdrage in kunst- weiken ad 100.000,die ten laste van het uitbreidingsplan „Doornbos" is gebracht, deelt spreker mede, dat niet alleen de tunnel Terheijdenseweg hier in het geding is. Ten behoeve van „Doornbos" zal er een tweede tunnel nodig zijn nabij de Vuchtstraat en bovendien zal de Beverweg moeten worden doorgetrokken. Deze werken zullen wellicht meer dan 1 miljoen gaan kosten, zodat een kleine bijdrage van 100.000,door spre ker billijk wordt genoemd. Het geheel, zo zegt spreker, berust op een methodiek, die reeds enige jaren wordt gevolgd. Bij gedeputeerde staten en andere hogere regeringsinstanties is over de grondprijzen altijd overeen stemming bereikt. De in rekening gebrachte rente is de werkelijke rente die aan het grondbedrijf in rekening wordt gebracht. Het verschil zit volgens spreker in de termijnen van uitgifte en verwerving. Nu kan men van mening zijn dat de financiering voorlopig met kort geld kan geschieden, waarna consolidatie met rijksvoorschotten kan plaats vinden. Hij kende deze suggestie en heeft dit daarom in de vergadering van burgemeester en wethouders besproken. Burgemeester en wethouders zijn echter van oordeel dat de woningwetbouw niet anders behandeld wordt als de andere inves teringen van de gemeente. Bovendien maakt dit ook weinig uit in de huur prijs voor woningwetwoningen. Spreker komt op een verschil bij financie ring met kasgeld op 4,65 per jaar in de huurprijs. Bovendien wijst hij er op, dat de gemeenten nog altijd gebonden zijn aan een maximum bedrag van op te nemen kasgeld, vastgesteld door de minister. Hierdoor zou men al gauw in conflict komen. Spreker benadrukt nogmaals dat burgemeester en wethouders principieel bezwaar hebben een andere methodiek toe te passen. Hij hoopt dat de heer Melzer zal kunnen begrijpen dat voor winkel bouw bijzondere voorzieningen nodig zijn. Daarom mag men dit niet ver gelijken met etagebouw, waarvoor 34,per m2 wordt gerekend. Boven dien is dit niet alleen voor de winkel, 50,per m2 wordt gerekend voor winkelwoonhuizen. Deze winkelwoonhuizen komen te staan in een winkel centrum. Derhalve op een plein met bijzondere bestrating en andere voor zieningen. Dat de huur van woningwetwoningen te hoog is, vindt spreker ook, doch het is onmogelijk en hij ziet ook geen kans om voor de mensen met de laagste inkomens een woning te bouwen, die zij kunnen betalen. De heer VERMEULEN wenst te beginnen met de wethouder met zijn woorden te beantwoorden n.l. dat het een feit is dat een dichtbebouwde straat meer kosten van openbare werken teweeg brengt dan bungalow-bouw of bijzondere bebouwing. Hieruit volgt dus dat men een uitbreidingsplan nodig heeft met een hoog bebouwingscoëfficiënt. Spreker zegt dat de wet houder niet uit de doeken heeft gedaan wat de maatstaven zijn die bij een exploitatie-opzet worden aangehouden. Hij is het er niet mede eens dat bij bungalow-bouw minder algemene voorzieningen nodig zijn dan bij woningwetwoningen en winkelbouw. De verhouding tussen woningwet- bouw en bijzondere bebouwing en winkelbouw acht spreker niet juist. Deze verhouding valt ongunstig uit voor de woningwetwoningen. Hij vraagt zich al of dit uitbreidingsplan wel berekend is op goedkope woningen. De grondprijs voor woningwetbouw is in dit uitbreidingsplan even hoog als de grondprijs voor bungalow-bouw en bedrijfspanden. Spreker vraagt zich af of dit de goede politiek is. Persoonlijk is hij van mening, dat dit niet het geval is. De bedoeling van de woningwetbouw is, de bouw van woningen voor geschoolde arbeiders. De huur mag echter niet 17, 18 of 19 gulden per week bedragen. Spreker zou gaarne burgemeester en wet houders in overweging willen geven te trachten dergelijke woningen te bouwen. Hij is van mening dat er voldoende verschillen van inzicht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 185