192 17 JUNI 1959 altijd nog duurder is dan de woningwetwoningen. Spreker geeft toe, dat de nota van burgemeester en wethouders weinig positiefs bevat, doch wel geeft de nota de factoren waarop gelet moet worden. Het is van het grootste belang dat de gemeente projecten gereed heeft om indien het mogelijk is op het juiste moment aan de markt te komen. Hierdoor is het mogelijk dat dit op de aannemingssom van invloed is, hetgeen weer in de huurprijs tot uitdrukking komt. Bovendien, zo deelt spreker mede, is de woningvoorziening slechts voor een zeer klein deel afhankelijk van de gemeentebesturen. Deze zijn gebonden aan de rijks voorschriften. Spreker heeft niet alle sprekers stuk voor stuk beantwoord doch heeft gemeend in algemeen betoog de situatie van de woningvoorziening in de gemeente Breda te hebben behandeld. De heer VERMEULEN wenst nog enige opmerkingen te maken. Hij zou het betreuren indien de wethouder in zijn betoog heeft bedoeld, dat geen medewerking zal worden verleend om te komen tot een lagere huur prijs voor woningwetwoningen indien dit ten koste van het woongerief zou gaan. De wethouder gaat er dan van uit dat het niet mogelijk is de huur van de bestaande woningtypen te doen verlagen. De pronto-woningen hebben echter ook een voorgeschiedenis. In de raadsvergadering waarin het contract voor de Pronto-woningen ter tafel kwam, is van de zijde van burgemeester en wethouders betoogd, dat deze systeembouw grote voordelen medebracht. Als globale huren werden toen genoemd voor het type A 10,50; type B ƒ11,50 en voor de étage woningen ƒ8,per week. Bij de verdediging van het voorstel voerde de wethouder aan, dat het noodzakelijk was huizen te krijgen voor de man met de kleine beurs. Destijds was een huur van 60,per maand on bereikbaar voor vele Bredase gezinnen. De raad had destijds geen be zwaar tegen het afsluiten van het contract. Thans blijkt uit het betoog van de wethouder dat de huren van de Pronto-woningen bedragen voor type A 16,— per week; voor type B 18,en voor de étagewoningen 8,.en f 12,per week. De raad dacht woningen te hebben voor de kleine man en is thans tot de conclusie gekomen, dat de pronto-woningen wederom voor de man waarvoor zij gebouwd werden onbereikbaar zijn. De raad heeft derhalve een kat in de zak gekocht. Spreker vraagt zich af waar het verschil in huren zit. Wethouder Meijs heeft in 1957 voorgesteld de financiering van de 718 woningen te zijner tijd te regelen. Hij heeft toen reeds zijn bezorgdheid hierover uit gesproken, omdat de financiering van enorme betekenis is voor de hoogte van de huren, omdat dit voor een groot deel ligt aan het rentetype. Men moet niet te snel consolideren, opdat men dan op een lager rentetype kan overstappen. De heer Mol heeft gezegd dat voor mensen, komende uit krotwoningen, een degelijke woning nodig is, zodat een lage huur onmogelijk wordt. Spreker ziet dit niet in. Ook voor deze mensen kan men wel een woning bouwen. Dat er in de gemeente Breda geen leegstand in woningen is kan hem niet imponeren. Indien men 80,huur per maand kan betalen dan zal de woningnood snel zijn opgeheven. Het gaat thans echter om de mensen, die deze ƒ80,— per maand niet kunnen betalen. Voor die mensen moet gezorgd worden dat de woning nood zo spoedig mogelijk achter de rug is. Spreker hoopt, dat burgemeester en wethouders een oplossing hiervoor zullen zoeken. Hij heeft geen antwoord gekregen op zijn vraag over de toeslagregeling van het rijk voor mensen, die uit krotwoningen komen en over moeten gaan op het betalen van een hogere huur. Omdat het rijk 50% van deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 192