3 JULI 1959
205
respect en waardering mogen vaststellen. Daarom moogt U, mevrouw
Stubenrouch, zo verdiend delen in de glorie van Uw echtgenoot. Beiden
kunt U verzekerd zijn van een dankbare stad, voor alles wat U onder
ons hebt gedaan.
Excellentie, gij gaat nu de onderwijstaak op nationaal niveau aan
vatten. Voor een heel zware kar in heel moeilijk terrein staat gij nu
aangespannen. De raad van Breda en heel bijzonder het college van
burgemeester en wethouders, kent Uw trekkracht en weet daarom, dat
gij Uw hoge last zwoegend verder zult brengen. Wij wensen U daarbij
het élan van Uw jeugd, de inspiratie van Uw klassieke geest, en wij
bidden voor U af de bevruchtende zegen van de hemel.
De heer M1NDERHOUD zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Met Uw goedvinden zou ik mij gaarne willen richten tot Zijne Excel
lentie de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
drs. Stubenrouch.
Excellentie.
Namens de gehele gemeenteraad van Breda valt mij als nestor
de eer te beurt, U te feliciteren met de eervolle benoeming tot Staats
secretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Het is dus niet zo, als bij het afscheid van Minister Toxopeus. dat alle
fractievoorzitters zullen spreken.
Ik geef hieraan gaarne gevolg, al doet het nog wat vreemd aan het
woord EXCELLENTIE te gebruiken tegenover iemand, die tot voor kort
een der onzen werd genoemd. Past deze titel U wel? Mijn antwoord
hierop is volmondig JA en wel om twee redenen. Excellentie vanwege
het hoge ambt, maar en wie U kent, zal dit beamen toch ook
vanwege Uw persoon: integer hoogstaand.
Het is mij dan ook een grote vreugde de tolk te mogen zijn van de
gemeenteraad van Breda om LI oprecht te danken voor Uw werkzaam
heden als raadslid, fractievoorzitter en nu bijna 6 jaren als wethouder
van Onderwijs en Culturele zaken verricht. Vooral in de laatste functie
hebt U getoond de juiste man op de juiste plaats te zijn. Voor het onder
wijs hebt U in al die jaren enorm veel gedaan: hoeveel nieuwe scholen
zijn er in die tijd niet gebouwd; ook de cultuur had Uw liefde en we
denken in het bijzonder aan het tot stand komen van DE BEYERD. De
sport vergat U niet; zie slechts hoeveel sportvelden onder Uw leiding zijn
tot stand gekomen.
Uw verdediging van verschillende voorstellen in de gemeenteraad was
steeds gedegen en doordacht en die van verschillende opmerkingen bij de
behandeling van de gemeente-begroting waren subliem, zelfs vol humor.
We denken nog steeds terug aan de behandeling van de gemeentebegro
ting voor het jaar 1959, waarbij LI ons een visgerecht voorschotelde,
waarvan wij van het legin tot het einde hebben genoten.
Maar helaas dit alles is voorbij en een ander zal LIw moeilijke taak
als wethouder moeten overnemen. Wij zullen U node missen, maar gunnen
U uiteraard gaarne Uw hoge functie.
In Den Haag schijnen Bredase burgers in deze maanden nogal in trek
te zijn voor hoge ambten. Dit kan niet anders dan Breda tot eer en
vreugde strekken en trots doen zijn op zulke inwoners. Er is ook nog
een prettige kant aan voor onze stad.
Eerst een Minister van Binnenlandse Zaken, die nu wel zal zorgen,
dat Breda spoedig eerste klas gemeente wordt, met alle voordelen daaraan
verbonden en nu weer een Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en