15 JULI 1959 215 betering van diens positie, een strijder, die hij zijn leven lang is gebleven. Gedurende 25 jaar heeft de heer Romsom gewerkt in dienst van de P.T.T.. Sedert 1926 was hij lid van het dagelijks bestuur van de diocesane werk- liedenbond. Voorts was hij in de dertiger jaren mede-oprichter en na 1945 voorzitter van de Norbartstichting. Hij had voorts zitting in de Raad van Commissarissen der Centrale Volksbank, de Raad van Commissarissen van de Levensverzekeringmaatschappij „Concordiahet college van ge committeerden voor de herverzekering tegen sanatoriumrisico's en het bestuur van het instituut voor tandheelkundige controle in Noord-Brabant. Van het ziekenfonds O.Z. was hij mede-oprichter, later directeur en ver volgens voorzitter. Veel deed hij in zijn functie van voorzitter voor het Lourdesfonds in het Bisdom Breda. Zijn zorg voor de bejaarden en de maatschappelijk minder goed bedeel den blijkt uit zijn voorzitterschap van de commissie huisvesting bejaarden en zijn voorzitterschap van de burgerlijke instelling voor maatschappelijke zorg. Het gehele leven van wethouder Romsom is gericht geweest op de opheffing van de arbeider. Moge God hem de rust geven, die hij in het aardse leven niet heeft gezocht. De heer MINDERHOUD zegt, dat de woorden welke de voorzitter aan de nagedachtenis van de heer Romsom heeft gewijd, door de raad ten volle worden onderschreven. Het is moeilijk hieraan nog iets toe te voegen. Toen de heer Romsom overleed werd sprekers gemoed beroerd en zijn hart vervuld met weemoed. De vrouw van wethouder Romsom verliest een geliefde echtgenoot en de kinderen een zorgzame vader. De raad verliest een wethouder, die gedurende 13 jaren de belangen der gemeente heeft gediend. De heer Romsom heeft gewerkt zolang hij kon. Hij is in het harnas gestorven. Als men nu vraagt: „Waarom moest dit geschieden7" „Waarom moest deze man uit de gemeenschap worden weg genomen?" Dan is er maar een antwoord: „Niet nu, maar na deze, zullen wij verstaan." Het zij verre van spreker te trachten mevr. Romsom te troosten. Spreker kan het niet en wil het ook niet. Troosten kan alleen Hij, die haar haar man gaf en die hem van haar heeft weggenomen. Hij zal haar troost geven. Spreker wil wethouder Romsom hier vergelijken met een mooi boek. God gaf mevr. Romsom in haar man een mooi boek. Zij heeft dit boek moeten teruggeven, maar zij had het nog niet uitgelezen. Als mevr. Romsom zijn heengaan zo wil zien, dan ziet zij dit in eeuwig- heidslicht. Zij kan dan doorlezen als God haar zal oproepen en zij beiden weer verenigd zijn. Spreker wijst op het Evangelie van Johannes, hoofd stuk XIV, waar staat geschreven: „Uw hart worde niet ontsteld; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader zijn veel woningen. En als ik heenga en U een plaats bereid, kom ik weder en zal II bij mij nemen". Moge God wethouder Romsom in zijn heerlijkheid hebben opge nomen. Hij ruste in vrede. 2. Wethoudersverkiezing. Uit de stemming blijkt, dat gekozen is tot wethouder de heer mr. K. A. M. Bastiaansen. Uitgebracht zijn 34 stemmen, waarvan 33 op de heer mr. Bastiaansen en een blanco. De VOORZITTER verzoekt de heer Bastiaansen aan de collegetafei plaats te nemen. Hij heet hem welkom als wethouder der gemeente Breda. Als raadslid heeft de heer Bastiaansen reeds een carrière achter de rug. Hij is bovendien geruime tijd fractievoorzitter geweest. Zijn stem en be toog zijn in de raad reeds meermalen gehoord. Door het aanvaarden van het wethouderschap neemt de heer Bastiaansen een zware taak op zich. Zijn kennis van de gemeente en het bedrijfsleven zal voor het college

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 215