15 JULI 1959
227
38. Benoeming leraren technische school.
Benoemd zijn:
1. de heer H. Chr. A. Nietsch,
2. de heer J. Steenbergen, op welke laatste kandidaat zijn uitgebracht
30 stemmen, terwijl een blanco stembiljet is ingeleverd.
39. Aankoop panden Haven en Visserstraat.
Overeenkomstig dit voorstel wordt be
sloten.
40. Bezoldigingsregeling ambtenaren 1955.
De heer VAN BIJNEN zegt het volgende:
Mijnheer de voorzitter,
Het Koninklijk Besluit van 10 maart 1959, dat bij de stukken van de
vergadering van 13 mei j.l. ter inzage werd gelegd, en waarbij de raad
werd aangemaand zijn besluit van 17 september 1958 betreffende de bezol
diging van het gemeentcpersoneel naar le klas gemeente in te trekken,
heeft de raad hoogst onaangenaam getroffen.
Dit nog te meer omdat daarin was vermeld, dat bevordering van Breda
naar de le gemeenteklasse niet in overweging is.
Jarenlang heeft Breda reeds een rechtvaardige actie gevoerd om dit te
bereiken en reeds vele raadsleden, ook raadsleden die thans minister en
staatssecretaris zijn, hebben alle argumenten aangevoerd om het departe
ment te overtuigen, dat Breda, de 10e of 11e gemeente van ons land,
aan de grote groep van le klas gemeenten moet worden toegevoegd.
Bij de begrotingsbehandeling op 28 november 1958 is nog eens met
klem betoogd, dat de departementale laksheid en onwil oorzaak zijn, dat
in deze zaak nog geen beslissing is genomen.
Nu is dit Koninklijk Besluit gekomen met de bovenvermelde toevoe
ging, waaruit wel de conclusie getrokken kan worden, dat, als wij thans
zouden overgaan tot intrekking van ons raadsbesluit van 17 september
1958, wij de strijd voorgoed verloren hebben.
Mijnheer de voorzitter, de gehele K.V.P.-raadsfractie en ik mag ver
onderstellen; de gehele raad voelt hiervoor niets. De raad zal, naar ik
hoop, dat vandaag beslist zal worden, de rechtvaardige strijd tegen
departementale statistiekbeoordeling en cijfergegoochel onvervaard voort
zetten, zolang dit tenminste nog in het belang van het gemeentepersoneel,
overige ambtenaren en alle onder de Collectieve Arbeidsovereenkomsten
vallende werknemers is.
Toen Zijne Excellentie mr. Toxopeus afscheid van de raad nam, heb
ik hem in de pauze herinnerd aan zijn taktiek om als in de raad de dis
cussies moeilijk werden of de zaak in zijn ogen mis zou lopen, aan het
college van burgemeester en wethouders te verzoeken het voorstel terug
te nemen en nog eens nader overleg te plegen. Ik heb hem toen gevraagd,
nu zelf het Koninklijk Besluit, dat hij als raadslid zeker even onaange
naam zou hebben gevonden als de overige raadsleden, ook eens terug
te nemen.
Mijn oneerbiedige raad was toen, schudt de cijfers en ambtenaren nog
eens goed door elkaar en herstel een grote onrechtvaardigheid. Zo jong
Excellentie nog, was hij toen reeds raadselachtig in zijn antwoord, doch
ik meen te mogen hopen, dat hij het in zijn hart, dat voor Breda zo
warm klopt, met mij eens was.
Mijnheer de voorzitter.