240 12 AUGUSTUS 1959 zal trachten zich deze ervaring eveneens eigen te maken en in goede teamgeest in het college samen te werken. Hij dankt de raad voor het betoonde vertrouwen, hetwelk hij hoopt waardig te tonen. 3. Notulen. De VOORZITTER stelt voor op pagina 198, laatste zin, van hetgeen daar als door de heer Vermeulen gezegd is genotuleerd, als volgt te wijzigen: in plaats van de woorden „in beroep gaan bij gedeputeerde staten" wordt opgenomen „vernietiging bij de Kroon aanvragen". De heer QUADEKKER verzoekt op pagina 226 achter de woorden „roest rust" het woordje „niet" bij te voegen. De heer RATTINK verzoekt op pagina 200 achter de woorden van wethouder Meijs „een bespreking in de onderwijscommissie kunnen vra gen" het volgende toe te voegen: „De heer RATTINK merkt bij interruptie op, dat het betrokken agenda- „punt is gerubriceerd onder het hoofd „personeel". Als dit onder „onder- „wijs" was opgenomen had spreker een vergadering van de onderwijs commissie aan kunnen vragen". Met inachtneming van bovenstaande wij zigingen worden de notulen goedgekeurd en vastgesteld. 4. Ingekomen stukken. De onder 4a en b vermelde stukken worden in handen van burgemeester en wethouders gesteld voor preadvies. 5. Ingekomen stukken. De heer ZIJTR EGT O P heeft onder punt k het jaarverslag 1957 van de gemeentelijke sportstichting aangetroffen. Hij zal gaarne vernemen, waarom dit verslag zo laat is verschenen. Als de oorzaak niet van inci dentele aard is zal spreker gaarne zien dat in deze late verslaggeving wijziging wordt gebracht. De heer QUADEKKER is dezelfde mening toegedaan. Bij een concern als Philips verschijnt het jaarverslag binnen 3 maanden na afloop van het verslagjaar. Wethouder BASTIAANSEN weet niet waarom dit verslag zo laat is uitgebracht. Hij zegt gaarne toe te bevorderen dat het volgende jaarverslag spoediger verschijnt. De VOORZITTER zegt toe dat de gemaakte bemerking aan de sport stichting zal worden doorgegeven. De heer HULSKRAMER is niet bevredigd door het antwoord, vermeld op de agenda onder 5m. In kolom 1 wordt een aantal woningen van vóór 1950 genoemd van 4438 met een gemiddeld waterverbruik van 37 m3. Spreker had echter gevraagd naar het aantal woningen met slechts één tapkraan, geen tuin en geen closet met waterspoeling. In het antwoord wordt gezegd dat er geen rechtstreeks verband is tussen het type van de woning en het waterverbruik. Spreker acht de vergelijkingen echter scheef getrokken. Het gaat om het gemiddeld gebruik in de woningen met weinig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 240