246 12 AUGUSTUS 1959 de omgeving zal drukken. De nabijheid van het industrieterrein roept de vraag op van bezwaren, zowel van de industrie als van de kampbewoners zelf. Als het voorgestelde publiekrechtelijk lichaam wordt opgericht betekent dit dat de gemeente haar zeggenschap over de bewuste terreinen gaat verliezen. Hierop dient men bedacht te ziin met het oog op de uitbreidings mogelijkheden van woningbouw en industrie. Uit de toelichting op het voorstel blijkt eigenlijk niet of aan andere op lossingen is gedacht. Komt het kamp alleen op de geprojecteerde plaats omdat er toevallig al een kamp laq? Uit de toelichting heeft spreker ver nomen dat de b.l.o.-school in het huidige kamp al berekend is op de uit breiding tot regionaal kamp. Dit is wel erg voorbaria. Als de raad tot een afwijkend besluit komt, zou wel eens kunnen blijken dat de school voor niets is gebouwd. Het is op zijn minst minder elegant. Dan de overeenkomst als zodaniq. In artikel 2 van het ontwerp-besluit is geregeld dat het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam ten doel heeft binnen redelijke grenzen te voczien in de behoefte van een aan de eisen van ruimte en gerief behoorlijk beantwoordend" openbare standplaats voor woonwagens, binnen het gebied van de deelnemende gemeenten en te voorzien in de verzorging van de belangen van de bewoners van het kamp. zoveel mogelijk in samenwerking met het particulier initiatief. De doelstelling is dus inderdaad het nastreven van een betere materiële be hoeftevoorziening. Wat gaat dit betekenen voor de samenwerkende ge meenten? Breda moet schaars grondgebied afstaan, gesitueerd in de nabii- heid van woningbouw en industrie. In d" kosten moet m"er dan 50% worden bijgedragen. Daarnaast is er overdracht van bevoegdheden, welke tot gevolg heeft dat er een enclave ontstaat, waarvan de gemeente alle zeggenschap uit handen heeft gegeven. De enige last voor d" andere ge meenten is dat naar rato van het inwonertal in de kosten moet woeden bijgedraqen, waartegenover staat het vervallen van de vprplichtinq tot het verstrekken van standplaats aan woonwagens. De bezwaren van h"t regio nale kamo komen dan ook overwegend neer ot> de rug van de gemeent" Breda. Als de samenwerking reëel is, ligt het dan ook voor de hand dat de bevoegdheden overwegend in handen komen van de gemeente, die de grootste last draagt. Het tegendeel is echter waar. Breda kriigt weinig meer dan de overige samenwerkende gemeenten, n.l. een lid van het dagelijks bestuur en een lid in het algemeen bestuur. Verder heeft Breda het recht een accountant aan te wijzen. Benoemingen van personeel ge schieden na overleg met het college van burgemeester en wethouders van Breda. Dit komt er uiteindelijk op neer dat het bestuur kan benoemen wie het wil. Samenvattend meent spreker dat de concept-regeling zeer eenzijdig Breda belast. Hij heeft zich afgevraagd of de toepassino van de wet gemeen schappelijke regelingen tot dit rpsultaat heeft geleid. Het tegendeel is waar: deze wet laat andere mogelijkheden open. Daarvan is echter voor de on- derhaviqe regeling geen gebruik gemaakt. Het zou moqelijk ziin geweest alle bevoegdheden aan Breda over te dragen, waarna slechts de financiële zijde nader te regelen bleef. Spreker meent dat de raad van Breda de belangen van Breda moet behartigen. Daarvan uitgaande is het spreker niet mogelijk mede te wer ken op basis van het voorliggende conceptbesluit. hoez"er hii er in prin cipe voorstander van is dat voor de woonwagenbewoners iets gebeurt. De heer VAN HOITTHN kan een qroot deel van hpt betoog van de heer Vermeulen volledig onderschriivpn en zal daarom niet in her haling treden. Het voorstel beoogt ophpffinq !van het isolement van de woonwagenbevolking. Als deze mensen daaraan behoefte hebben is spre ker de eerste die wil heioen. Wanneer er geen behoefte aan bestaat dient te worden bedacht dat de woonwagenbewoners een vrijheidslievend volk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 246