274
16 SEPTEMBER 1959
4. Verordening heffing van schoolgeld voor de werknemerscursussen
ter opleiding van de examens Gawalo.
5. Voeren van een rechtsgeding tot onteigening van grond in het uit
breidingsplan „Ginneken II".
Overeenkomstig deze voorstellen wordt
besloten.
6. Beroep van C. de Groot inzake weigering bouwvergunning.
De heer JONGBLOED deelt mede dat de afdeling voor openbare
werken met de grootst mogelijke meerderheid met het voorstel akkoord
gaat.
De heer MELZER is van mening dat een bloeiende middenstandszaak
nodeloos moeilijkheden in de weg worden gelegd. De desbetreffende
verbouwing maakt heel het pand vriendelijker en rianter. Er zijn daar
reeds verschillende lelijke hoge gebouwen, terwijl de woningen in die
omgeving toch al van zon zijn verstoken. Spreker verzoekt het verzoek
in te willigen en het voorstel van burgemeester en wethouders niet
te aanvaarden.
De heer MINDERHOUD zegt:
Mijnheer de voorzitter. In de afdeling voor openbare werken van
maandag j.l. heb ik medegedeeld niet in te stemmen met uw preadvies
en wel, omdat ik van mening ben, dat het gestelde in het beroepschrift
van de heer De Groot juist is. De verbouwing is voor hem voordeliger,
dan welke andere oplossing ook en ik zie niet in dat anderen zullen
worden benadeeld. Als appellant toegeeft, dat in een goed geordende
bebouwing, deze verbouwing misplaatst zou zijn, doch dat in een oude
vergroeide bebouwing, de eisen van de bouwverordening niet zo stringent
dienen te worden nagekomen, dan ben ik dit althans voor wat zijn
pand betreft eens.
Dit moge in uw ogen dan blijk geven van een onjuiste opvatting,
omtrent het doel en de taak van de bouwverordening; ik vraag mij toch
af waarom in het ene geval wèl en in het andere geval niet van
art. 31 der bouwverordening mag worden afgeweken.
Dat in 1953 reeds ten genoegen van de heer De Groot van dit
artikel is afgeweken mag mijns inziens geen reden zijn om hem niet
nogmaals ter wille te zijn. Ik ben dus voor het verlenen van de gevraagde
vergunning.
De heer KROON merkt op dat het goed gedocumenteerd bezwaar
schrift geleid heeft tot het uitgebreid preadvies. Hij kan het standpunt
van de vorige spreker ten volle onderschrijven. Er is gesteld dat de
lichtinval minder dan 45° zou bedragen en dat de bebouwing te dicht
bij de belendende percelen zou komen. Van overlast is helemaal geen
sprake. Als magazijn zal het gebouw een beter aanzicht krijgen, terwijl
de invalshoek groter dan 45° is. Met klem verzoekt spreker het preadvies
niet te aanvaarden en de gevraagde vergunning te verlenen. Ér wordt
veel moeite gedaan om industrie aan te trekken; het middenstandsbedrijf
moet uitbreiding hebben. Een stringente toepassing van de bouwverorde
ning moet hier niet plaats vinden. Deze middenstander moet de gelegen^
heid geboden worden om zijn zaak te kunnen uitbreiden.
Wethouder JONGBLOED vestigt er de aandacht op dat dit bezwaar-1
schrift het tweede is dat de raad in een kort tijdsbestek heeft te behan-