286 16 SEPTEMBER 1959 verlangens bestaan, de raad moet toch allereerst het toekomstige beeld van de Grote Markt vaststellen. Voorts is spreker van mening dat ten aanzien van de vrijheid en veiligheid van het verkeer, de zuidzijde niet meer risico loopt dan de noordzijde. Aan de zuidzijde parkeert één rij auto's, terwijl aan de noordzijde twee rijen auto's parkeren; het in- en uitrijden van de auto's levert grote moeilijkheden op voor het doorgaande verkeer. Spreker ziet niet in dat de verkeersveiligheid hals over kop om voorzieningen voor de zuidzijde vroeg. Hij vraagt zich verder af of het beleid in deze wel goed is geweest. Er is tevoren geen overleg met belanghebbenden geweest. Hierbij denkt hij niet alleen aan de bewoners van de Grote Markt, maar ook aan de organisaties van de middenstand; de gehele middenstand verzet zich tegen het parkeerverbod. Daarom had er eerst overleg moeten plaats vinden. Spreker zegt dit betoog niet te houden naar aanleiding van de binnengekomen klachten, maar omdat hij het persoonlijk niet noodzakelijk acht, dat op dit moment, in verband met de verkeersvrijheid en -veiligheid, een parkeerverbod wordt ingevoerd. Bovendien is de delegatie niet goed gebruikt, terwijl voorts geen rekening is gehouden met belanghebbenden bij het instellen van het verbod. In eerste instantie kan spreker geen argumenten vinden die pleiten voor het invoeren van een parkeerverbod. De heer QUADEKKER zegt tot driemaal toe van burgemeester en wethouders onbegrijpelijke antwoorden te hebben gekregen op zijn vragen over parkeerkwesties op de Grote Markt. Mogelijk zat er toen al iets anders in de lucht. Met de heer Vermeulen is spreker het eens dat de wijze waarop een en ander is geschied eenieder heeft bevreemd en verstoord. De telefoon heeft niet stilgestaan met vragen als „wanneer en waarom is dit besloten". De motieven moeten van de pers worden vernomen. De kwestie over de autobewaker mag geen motief zijn. Spreker heeft onlangs nog een man die daarvoor geschikt zou zijn speciaal aan bevolen. Het geheel doet erg onbevredigend aan. De heer KRAMERS is het met de heer Vermeulen eens. De getroffen maatregel is een doorn in het oog van eenieder. Dat geen contact met belanghebbenden heeft plaats gehad betreurt spreker ten zeerste, alsmede dat geen redenen zijn aangegeven waarom de maatregel is genomen. Alleen de pers heeft motieven genoemd. Hij vraagt zich af of dit alles wel eerst nodig is geweest. Spreker vraagt waarom feitelijk het parkeer verbod is ingesteld. Het zou verstandiger zijn geweest als van tevoren met belanghebbenden contact was geweest. De heer ZIJTREGTOP ziet met betrekking tot het parkeerverbod geen direct verschil tussen de noord- en zuidzijde van de Grote Markt. De argumenten gelden evengoed voor het noordelijk gedeelte van de Grote Markt. De heer VAN WERKHOOVEN acht als verkeersdeskundige een par keerverbod aan de zuidzijde van de Grote Markt niet noodzakelijk. Uit verkeersoogpunt vindt hij de noordelijke veel gevaarlijker. Overigens zijn er in de stad veel meer verkeerssituaties die een oplossing vragen; in de Ginnekenstraat b.v. heeft het verkeer veel meer hinder van in- en uitrijdende auto's bij een bepaald bedrijf. De VOORZITTER merkt allereerst op dat de raad de verkeers regeling aan het college van burgemeester en wethouders heeft gedele geerd. Een der motieven van deze delegatie is waarschijnlijk om souplesse en reactie mogelijk te maken, alsmede omdat ten aanzien van verkeers zaken ook geldt: zoveel hoofden zoveel zinnen. Voor burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 286