29 SEPTEMBER 1959
man ohne Ihr" is een spreekwoord wat op U niet van toepassing is,
want niettegenstaande Uwe bescheidenheid is de aandacht toch op U
gevallen, en werd U vrijwel onmiddellijk genoemd als opvolger van
Commissaris De Quaij.
U hebt in het voorwoord van de door U bewerkte uitgave „De Burge
meester" van Dr. Claudius Prinsen tot uitdrukking gebracht dat daarin het
zelfportret van Claudius Prinsen te vinden was, maar het komt mij voor
dat Uw beeltenis doorschijnt tussen de regelen van hoofdstuk 6 van
gemeld boek, handelende over de psychologische-etische zijde van het
burgemeesterschap. Het voert mij te ver om hierover uit te wijden, want
ik moet mij beperken.
U bent nu ruim 7 iaren hier en U kende de stad geheel van het
Vuile Ei tot de Kwakkelhut en van de Trippelenberg tot de Bieberg.
U zag voor Uw geest wat daartussen gebeuren moest. Als geboren
planoloog zag U de toepassingsmogelijkheid voor de woningbouw, voor
wegen en waterwegen.
Nu ik een punt heb genoemd wat buiten onze gemeente ligt, komt een
ander feit in mijn gedachten en wel de goede verstandhouding die U
hebt weten te scheppen tussen U en de collega's van de omgeving, waartoe
U mede geïnspireerd bent door de lofwaardige gedachte dat vele problemen
intergemeentelijk dienen te worden opgelost, waarvoor een goede verstand
houding met de buurgemeenten van groot belang is.
Iets zou ik toch nog wel willen zeggen over het door U verrichte
werk als burgemeester van onze stad. Ik noem slechts een paar feiten,
want ik zou langdradig worden, wanneer ik alles zou opsommen: het
Krogtenplan voor industrialisatie, het hoogspoorplan, de tunnel onder
de Terheijdenseweg, het centraal rioleringsstelsel, plannen die deels uit
gevoerd en deels in uitvoering zijn. Speciaal wil ik noemen de gemeentelijke
hypotheekbank, welke dient ter bevordering van het particuliere bezit
en waarvan de oprichting uitsluitend aan Uw initiatief te danken is.
Tenslotte wil ik nog mededeling doen van een onlangs door U gemaakte
opmerking die U onbewust gedaan hebt en niet met een bedoeling en
wel dat het gehele Brabantpark onder Uw burgemeesterschap tot stand
is gekomen. Ik herhaal hetgeen ik in een kort interview aan de pers
heb medegedeeld. De bevolking van Breda weet er zo weinig van wat
U voor onze gemeente gedaan hebt en men is er ook niet van op de
hoogte dat Uw heengaan een verlies betekent.
Burgemeester Kortmann, als U geplaatst zult zijn op Uw hoge post in
het provinciehuis en U zich daar zult voelen als de herder die heeft
te waken over de schapen of als de wachter op de uitkijkpost in het
bos of er brandgevaar is of als de wachter op de toren die uitziet of er
onraad is en als U dan van Uw hoge post in gedachten de landouwen
overschouwt, landouwen die langs oost, noord en west zijn omzoomd door
water, dan zult U in de geest terugdenken aan het water van de Maas
en de Beerse Overlaat uit Uw vroegere woonplaats. U hebt zich toen
verlustigd in het onheil brengende water van de Beerse Overlaat al
spelevarende, maar nu zult U zich kunnen verlustigen in het heil
brengende water van het Kreekrakplan. Want een erfenis hebt U
gekregen van Commissaris De Quaij, een erfenis die U volgens Uw eigen
woorden zoudt beschrijven, maar ik ben er van overtuigd, dat gij de
erfenis bovendien tot uitvoering zult brengen en dus niet zult aanvaarden
onder voorrecht van boedelbeschrijving.
De gevaren beleven waarover ik in het begin sprak is voor ons niet
zo erg omdat wij in U iemand hebben op een vooruitgeschoven sterke
stelling, die er begrip voor heeft dat onze stad, die een historische positie
heeft van centrum-gemeente, deze positie dient te behouden èn om zijn
aard èn om zijn ligging waarvoor zo nodig bovengemeentelijke injecties
gegeven dienen te worden.
Burgemeester, wij danken U voor hetgeen U in de zeven achter ons