29 SEPTEMBER 1959
heeft doen kennen als een rechtschapen, onafhankelijke en krachtige voor
zitter van de vergaderingen van de gemeenteraad, die het respect ver
diende van elke fractie en van ieder lid persoonlijk wegens de zedelijk
hoogstaande opvatting van zijn taak en wegens zijn besef van de
menselijke onvolkomenheid;
dat hij in het dagelijks bestuur der gemeente een stimulerende factor
van betekenis was door de wijze waarop hij taken wist te verdelen en
een bindende factor door de grote belangstelling, die hij had voor zeer
vele onderdelen van het gemeentelijk beleid, welke belangstelling hem
in staat stelde een vaste lijn te doen volgen in het bestuur der stedelijke
gemeenschap;
dat hij de taken, die des burgemeesters zijn, voortreffelijk verrichtte,
hetgeen bij sommige ook op zichtbare wijze tot uitdrukking kwam, zoals
in de bouw van een nieuwe brandweerkazerne en de slechts op financiële
middelen wachtende realisering van een nieuw politiebureau, terwijl
overigens de rioolwaterafvoer naar het Hollands Diep en de totstand
koming van het industrieterrein „De Krogten" spectaculaire voorbeelden
zijn van zijn brede werkzaamheid, die temeer waardering verdient omdat
zij verricht werd in bescheidenheid;
dat hij welhaast met angstvalligheid op de bres stond voor een harmo
nische ontwikkeling van de stad gezien uit het oogpunt van het geluk
van de bewoners zowel in zedelijk als in materieel opzicht, een waak
zaamheid, die vooral tot uitdrukking kwam in zijn zorg voor de wijze
van huisvesting der gezinnen en in een niet aflatend streven naar een
rechtvaardige behandeling van Breda in de financiële verhouding tussen
rijk en gemeenten;
dat hij ook in het bijzonder oog had voor de regionale taak, die de
stad Breda als een historisch gegroeid centrum in het nieuwe West-
Brabant zou kunnen vervullen;
dat om deze activiteiten zijn bestuursperiode in de geschiedenis van de
stad getekend mag worden met de woorden „markant en waardevol";
dat hij daarom de dank der Bredase gemeenschap verdient, reden
waarom hij bij zijn vertrek mag worden geëerd met de hoogste onder
scheiding, die de stad aan te bieden heeft;
besluit:
de heer dr. Constantinus Nicolaas Maria Kortmann te vereren met de
erepenning van de stad, in zilver.
Aldus gedaan in de vergadering van de
raad der gemeente Breda van 29 sep
tember 1959.
De VOORZITTER verleent hierna het woord aan de nestor van
de raad.
De heer MINDERHOUD spreekt als volgt:
Burgemeester Kortmann.
In de raadsvergadering van 16 september j.l. heb ik U al namens
de gemeenteraad van Breda geluk gewenst met Uw benoeming tot
Commissaris van de Koningin in de provincie Noord-Brabant. Nu wens
ik U ook nog namens de raad van harte geluk met de zilveren penning
van de stad Breda, waarmede U dus ereburger van Breda zijt geworden.
In tegenwoordigheid van Uw familie wil ik thans deze gelukwens her
halen en inzonderheid ook mevrouw Kortmann onze gelukwensen aan
bieden bij de uitverkiezing van haar echtgenoot voor dit hoge ambt waartoe
hij geroepen is. Wij hopen, dat u beiden een prettig verblijf in 's-Hertogen-