0^0
290
14 OKTOBER 1959
Naar de mening van vele leden is het rapport te weinig kritisch en
geeft het geen opwekkende perspectieven.
Waarom is het te weinig kritisch?
Ie. Nergens blijkt of de afdeling het contract heeft nagezien en of
daarin mogelijkheden lagen om tot bezuiniging in de inrichting van de
huizen te komen.
2e. Het rapport vermeldt dat sedert het sluiten van het contract in
1956 de bouwkosten met vele procenten zijn gestegen. Is dit 60%. Zoals
de huurverhoging of een deel daarvan.
Gaarne was de raad hierover ingelicht.
3e. Daarnevens zouden meerdere factoren in de opzet aan te wijzen
zijn welke kostenverhogend werken, o.a. ruime stedebouwkundige aanleg,
goede afwerking en ruime indeling van de plattegronden.
Als men in 1956 het doel had om goedkope arbeiderswoningen te bouwen
heeft men er toen geen rekening mee gehouden dat deze inderdaad ruime
stedebouwkundige opzet niet kostenverhogend mocht werken?
Vele leden menen dat dit ook niet zo belangrijk zou kunnen zijn en
zouden het verschil tussen opzet en uitvoering gaarne zien toegelicht.
4e. Andere leden vragen zich af of de goede afwerking niet in het
contract was bedongen en deze niet vanzelf spreekt.
5e. Ten aanzien van de ruime indeling van de plattegronden vragen
meerdere leden zich af of dit werkelijk kostenverhogend was en waarom
men, als dit zo was, dit toch heeft toegestaan.
Daar het rapport ons over deze zaken geen licht verstrekt, ligt het voor
de hand, dat wij thans gaarne antwoord van uw college tegemoet zien.
6e. De gevestigde mening van meerdere raadsleden is echter dat
bovenvermelde factoren geen kostenverhoging van 60% kunnen mee
brengen en vragen zich af of niet van onjuiste berekeningen en onjuiste
voorlichting van de raad in de vergadering van 9 mei 1956 sprake was.
Gaarne hadden vele fractie-leden het antwoord op deze vraag zien vast
gelegd, alhoewel weer andere menen dat dit niet de taak van de afdeling
was.
Dit moge wellicht juist zijn, doch als het rapport wel spreekt over de
punten 1 t/m 5 komt men onvermijdelijk bij laatstgenoemde vraag, waarop
het antwoord ontbreekt.
Nu zouden meerdere fractie-leden deze zaak wel als afgedaan willen
beschouwen als het rapport maar enig licht verschafte voor de toekomst,
doch ook dit is teleurstellend.
Vanzelfsprekend is niemand meer gebrand op het aaneenrijgen van
woonblokken en het creëren van dorre wijken en wil niemand terug
tot een vroegere gore, onvriendelijke arbeiderswijk, doch in diverse ge
deelten van de stad is men er toch ingeslaagd al deze dingen te vermijden
met minder kosten en lage huurprijzen.
Tenslotte vermeldt het rapport nog dat het uitkleden van woningen
tot gevolg zou hebben „het eerder verlagen van de rijksbijdrage", wat
verder toegelicht wordt.
Het is mogelijk dat dit met uitgeklede woningen zo zou gaan, doch
geen enkel lid wil uitgeklede woningen, doch woningen waarin bezui
nigingen zouden zijn aan te brengen voor zover dit redelijk mogelijk was.
Dit nu was de taak van de afdeling en het spijt vele fractie-leden dat
zij daarin niet geslaagd is, terwijl men in het algemeen het rapport te
weinig kritisch vond.
Tenslotte vermeldt het afdelingsrapport nog dat het pronto-contract
door het grote aantal en de lange duur 70.000.000) een bepaald
risico met zich mede brengt hetgeen van invloed was op de prijs.
Nu dachten vele raadsleden in 1956 dat dit grote contract voor de
aannemer zowel als voor de prijs van de huizen bepaalde voordelen zou
opleveren. Dit blijkt nu niet juist te zijn, wat toch wel te denken geeft