14 OKTOBER 1959 ■j a 391 in de toekomst bij het aangaan van grote, langdurige contracten. Dit brengt ons betoog daar waar het tenslotte moet belanden, nl. bij het beleid van burgemeester en wethouders. Vele leden wijzen er op dat er in de vergadering van 9 mei 1956 grote algemene vreugde was over dit contract, doch dat deze vreugde te wijten was aan 2 belangrijke zaken: le. Wij zouden in een tijdvak van 5 jaar de zekerheid hebben dat 1250 goede woningen zouden worden gebouwd. 2e. Deze goede woningen zouden een lage huur kunnen opleveren. Dit waren inderdaad verheugende feiten, doch een van de pijlers van de vreugde is ons in de loop van de jaren ontvallen. Al staat dit niet in het rapport, toch trekken vele leden van onze fractie de conclusie daaruit dat de huurprijzen in de vergadering van 9 mei 1956 ons te voordelig zijn voorgespiegeld, waarbij geen tekort aan goede trouw van uw college wordt verondersteld. Wel vraagt onze gehele fractie zich af of het toen niet mogelijk zou zijn geweest de aangegeven prijzen te laten controleren. Uiteraard weet iedereen dat dit geen eenvoudige opgave was, doch onmogelijk was het ook weer niet. Dat dit niet is geschied verwijt de K.V.P.-fractie uw college, daar dit een bron van ellende is geworden. Toen bleek dat men met de berekende prijzen niet zou uitkomen, zou het op de weg van uw college hebben gelegen met de aannemer te over leggen op welke wijze toch nog redelijke huren zouden kunnen worden bereikt. Hoe liggen bijv. nu de huren van deze woningen in de andere steden? Eerst eind 1957 werd met de bouw van 718 pronto-woningen begonnen en nu eind 1959 zal de rest, 532, worden opgeleverd. Daar het contract zich uitstrekt tot half 1961 hadden diverse fractie leden het beleidvol geacht het gehele aantal van 1250 te verdelen over de gehele 5-jarige duur van het conract waarmee een betere spreiding van deze te duur gebleken woningen het gehele bouwvolume van een bepaald jaar niet zou hebben opgeslokt. In 1960 kan Breda practisch geen goedkopere huizen meer bouwen omdat de pronto-woningen het gehele bouwvolume opgebruiken. Het is vanzelfsprekend dat de aannemer deze gang van zaken wel prefereert doch men acht dit voor de gemeente zeker niet voordelig. Het blijft onbegrijpelijk waarom burgemeester en wethouders in de loop van de bouwtijd van de 718 pronto-woningen, welke klaarblijkelijk te duur waren, geen overleg heeft gepleegd over eventuele weglating van voor deze huizen te dure voorzieningen, wat tenslotte op verzoek van de raad nu toch nog moet gebeuren voor de 538 pronto-woningen. Deze toezegging van burgemeester en wethouders in de vergadering van 12 augustus 1959 is nog het enige lichtpunt in deze duistere zaak. De K.V.P.-raadsfractie heeft dan ook haar hoop gevestigd op een goede uitslag van dit overleg. Al met al spreekt de K.V.P.-fractie in grote meerderheid zijn ontevre denheid uit over het weinig kritische rapport van de afdeling en spreekt zij haar verwondering uit over het feit dat de hoge huurprijzen, welke afwijken van de in 1956 berekende huurprijzen, nooit aanleiding zijn geweest voor een nadere besprekinq met de aannemer. Zij uit haar grote spijt dat in 1960 geen goedkopere arbeiderswoningen kunnen worden gebouwd, doch ziet met belangstelling het resultaat tegemoet van het overleg van burgemeester en wethouders met de aannemer, waarin ze na deze discussie in de raad wel enig vertrouwen heeft. De heer QUADEKKER zou een voorstel van orde willen doen. De vele opmerkingen die naar aanleiding van het verslag gemaakt zijn maken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 321