14 OKTOBER 1953 De heer VERSCHUREN zegt, dat het hem verwondert, dat er nu weer een nieuwe vloer moet worden gelegd in deze nieuwe school. Een paar jaar geleden moest er ook al een nieuw dak op. Het blijkt dat bij de bouw de zwarte ondergrond niet is verwijderd. Is de aannemer hier voor niet aansprakelijk? De heer MINDERHOUD wenst dezelfde vraag te stellen als de heer Verschuren. De heer RATTINK wenst duidelijk te stellen, dat deze vraag ook in de onderwijscommissie ter sprake is geweest. Dit alleen, om aan te tonen, dat de vraag niet aan de commissie is voorbij gegaan. Wethouder BASTIAANSEN antwoordt, dat de school op ondeugde lijke grond is gebouwd. Het is thans moeilijk na te gaan hoe dit is kunnen geschieden. Wat de aansprakelijkheid betreft merkt spreker op, dat de aannemer na de oplevering niet meer aansprakelijk is en de architect evenmin. Het is jammer, dat de school zo weinig heeft voldaan. Zij is nog een erfenis uit de moeilijke tijd, toen men nog genoegen moest nemen met een ondeugdelijke constructie. Te hopen is, dat het gecon stateerde euvel met de voorgestelde verbetering voldoende wordt hersteld. De heer RATTINK merkt op, dat de wethouder een klein gedeelte van hetgeen hij in de onderwijscommissie heeft gezegd, blijkbaar vergeten is. De wethouder heeft in de commissie nl. toegezegd, dat zal worden nagegaan of aannemer of architect aansprakelijk kunnen worden gesteld en of voldoende is gecontroleerd, dat de ondergrond geschikt was. De heer VAN DUYL zegt, dat de vloer om de vier jaar moet worden vernieuwd. Is het niet beter de ondergrond gedeeltelijk te vervangen? Wethouder BASTIAANSEN antwoordt, dat hij niet heeft herhaald wat hij in de onderwijscommissie heeft gezegd, omdat hiernaar niet werd gevraagd in de raadsvergadering. De toezegging in de onderwijscommissie gedaan zal hij echter gestand doen. Vervanging van de ondergrond is niet nodig, omdat er thans een ■stenen vloer wordt gelegd. Hierna wordt overeenkomstig het voor stel besloten. 24. Artikel 72 l.o.-wet 1920. Overeenkomstig dit voorstel wordt be sloten. 25. Verkoop inventaris. De heer QUADEKKER vraagt waar de St. Josefstichting nu eigenlijk is gevestigd. De VOORZITTER antwoordt, dat zij te Breda is gevestigd. Overeenkomstig het voorstel wordt be sloten. 26. Voorzieningen Markkade 7. De heer QUADEKKER zegt, dat in de derde alinea van het voorstel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 329