338
26 OKTOBER 1959
De heer QUADEKKER kan alleen tot besluitvorming komen als hij
de gelegenheid krijgt het voorstel van burgemeester en wethouders te
lezen.
De heer DRION vraagt of vanavond reeds aan het besluit uitvoering
moet worden gegeven.
De VOORZITTER zegt dat het besluit hedenavond nog moet worden
verzonden naar het college van gedeputeerde staten, en verzoekt de
secretaris het ontwerp-besluit voor te lezen.
De SECRETARIS leest hierna het ontwerp-besluit, hetgeen ter visie
was gelegd, voor.
De heer ZIJTREGTOP merkt op, dat in het voorgelezen besluit geen
beperking tot een jaar is opgenomen, zoals door de voorzitter is toe
gezegd.
De VOORZITTER is van mening, dat tot deze beperking op dit
moment kan worden besloten.
De heer QUADEKKER deelt mede, dat hij na lezing van het voorstel
zich hiermede kan verenigen.
Hierna wordt overeenkomstig het voor
stel besloten met de restrictie dat de
geldigheidsduur zal worden beperkt tot
een jaar.
Hierna stelt de VOORZITTER de behandeling van de gemeente
begroting voor het jaar 1960 aan de orde.
De heer VAN BIJNEN:
Het is thans de eerste keer dat door mij algemene beschouwingen
worden gehouden bij de behandeling van de gemeente-begroting. Ik
verzoek U daarom clementie met mij te hebben.
Mijnheer de voorzitter,
De schriftelijke woorden van dank en waardering voor het harde werk
en het beleid van uw college, alle hoofden van diensten, ambtenaren
en overig gemeentepersoneel, welke door vele leden in het centraal
rapport van 1 september 1959 reeds zijn geuit, wil ik namens mijn
fractie gaarne nog eens in het openbaar herhalen, welke woorden van
dank echter in het vervolg van deze begrotingsbehandeling kritiek niet
zullen uitsluiten. Daarvoor zit de raad hier en hij zal van de geboden
gelegenheid, naar ik mag aannemen, gaarne gebruik maken.
Onze eerste kritiek moet ik al richten op deze vroege begrotingsbehan
deling. Reeds bij de schriftelijke behandeling zijn hierover, naar mijn
mening gegronde, klachten geuit en deze klachten worden afgedaan met
een antwoord wat hierop neerkomt, dat ook de raad eerbied voor de
wet moet hebben en dat burgemeester en wethouders niet voornemens
zijn in de toekomst hun handelwijze te veranderen, ondanks het aan
dringen van de raad.
Uiteraard heb ook ik en heeft de gehele raad eerbied voor de wet,
doch de bezwaren, verbonden aan het doorlezen en bekritiseren van de
begrotingsstukken in de augustusmaand zijn zo groot, dat ieder van ons
daarvan de last heeft gevoeld. Geen enkele begroting in onze gemeente
is ons dan ook zo vroeg aangeboden als nu en ik meen zeker te weten,