342 26 OKTOBER 1959 Daarvoor zijn echter opofferende mensen nodig en geld. De eerste nood kunnen burgemeester en wethouders niet lenigen, doch aan de tweede kan worden gewerkt. Het is gebleken, dat diverse instuiven ruime belangstelling trekken. Zou het niet een van de middelen tot oplossing kunnen zijn het stichten van instuiven te stimuleren en te subsidiëren. Zou ook deze jeugd, die de hele avond over straat slentert en zien verveelt, niet graag een plaatsje vinden waar het warm is en g.zellig. Zouden er geen mensen te vinden zijn die zich zouden willen wijden aan dit doel om deze jonge mensen vriendelijk en begrijpend op te vangen in hun instuif of patronaatsgebouw of parochiehuis, om ook hen te wennen aan gemeenschappelijk leven en spelen. Ik meen, mijnheer de voorzitter, dat heel do raad uw college en de per sonen die zich aan dit doel zouden willen wijden, dankbaar zou zijn als op deze wijze iets zou kunnen worden bereikt. Ook de jeugd van deze tijd moet zijn energie kunnen uitleven en wij moeten daarvoor de middelen verstrekken, aangepast aan de mogelijk heden, welke deze tijd geeft en de eisen welke hij stelt, waarbij uiteraard de bestaande vormen van jeugdwerk en jeugdorganisaties op de juiste wijze moeten worden gestimuleerd en gesubsidieerd. Zo kom ik aan het punt „Jeugdherberg", dat reeds jarenlang in Breda om een oplossing zoekt. Breda, een stad met meer dan 100.000 inwoners, gelegen in een prach tige omgeving, heeft nog steeds geen jeugdherberg. Ik meen, dat thans een goede gelegenheid bestaat in het uitbreidingsplan „Blauwe Kei" een pand met voldoende verblijfruimte en recreatiemogelijkheden aan te kopen om aan deze dringende behoefte te kunnen voldoen. Geef de jeugd van Nederland en het buitenland de gelegenheid om op goedkope wijze Breda cn zijn omgeving te leren kennen. Zij zal dar later prettige herinneringen hebben aan Breda en met haar kinderen terugkomen om Breda, dat zo gezellig en mooi was, te bezoeken. Doe veel voo- de jeugd, want ondanks films, bromfiets, zwembaden en sportterreinen, komt zij toch veel te kort. Afdeling Openbare Werken. Uitbreidingsplannen. In het algemeen kan worden gezegd, dat de uitbouw van onze stad ren boeiend en interessant aspect oplevert. Afwisseling van hoog- en laagbouw, een mooie combinatie van groenstroken en beplanting op het aansluitend wegennet met ruime stedebouwkundige perspectieven, zijn evenzovele verfraaiingen van het stadsbeeld. Opgemerkt dient te worden, dat het oprichten van beeldende kunst werken op markante plaatsen meer aandacht zou mogen hebben. Voor beeld: Hoewel de verplaatsing van het beeld „de vlucht" van de Park straat naar de Ginnekenstraat is toe te juichen, is het te betreuren dat daardoor in de Parkstraat, waar het beeld ook goed voldeed, een leemte is ontstaan. Ook zij opgemerkt, dat het laatste jaar gelukkig meer rekening is gehouden met het verlangen van de kleine middenstanders voor wat betreft het plannen van winkels van kleinere allure in nieuwe woonwijken. Wij vertrouwen, dat het college van burgemeester en wethouders er nauw keurig op zal toezien dat op deze weg zal worden voortgegaan. Het is van betekenis dat in de ontwikkeling van het uitbreidingsplan in hoofdzaken nog meer aandacht wordt besteed aan voldoende ruimte voor aanleg van sportvelden. Het ware aan te bevelen, dat, waar. mogelijk, deze sportvelden reeds werden aangelegd nog vóór met de bouw van de woningen een aanvang kan worden gemaakt. Het is opgevallen, dat bij de opzet van vele uitbreidingsplannen geen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 342