26 OKTOBER 1959 347 gedachte over dit onderwerp aan zijn oordeel wordt onderworpen, zij het kritisch, toch welwillend zijn. Het is de raad bekend dat, om alleszins plausibele redenen, de lustrum viering van onze bevrijding in de maand oktober niet kan doorgaan en de herdenking zich zal beperken tot de jaarlijkse plechtigheden. Wellicht is er een mogelijkheid voor de vereniging welke deze her denking telken jare organiseert, voortaan de viering van onze bevrijding niet te beperken tot een piëteitvol herdenken, doch gezien het feit, dat onze bevrijding ons toen en ook thans nog een allesoverheersende vreugde schonk, na deze plechtigheden een feest organiseert, waaraan de gehele stad deelneemt. Het is niet bekend of een dergelijke feestelijke viering bij de bevol king zal aanslaan, doch wanneer de organiserende vereniging dergelijke plannen zou willen entameren, zou de K.V.P.-raadsfractie hiertegenover welwillend staan. Evenals mijn voorgangers wil ik niet verzuimen aandacht te schenken aan de verhoudingen in de raad. In het algemeen zou ik mijn tevredenheid willen betuigen over de verhouding raad/college van burgemeester en wethouders. Aan in de raad naar voren gebrachte wensen is door uw college zoveel mogelijk voldaan en ik meen, dat ook de raad zich steeds correct aan de leiding van zijn voorzitter heeft onderworpen, terwijl de kritiek op uw college toch steeds binnen de grenzen van het betamelijke bleef. Wanneer ik de verhouding tussen de politieke fracties in mijn beschou wing betrek, dan kan ik eveneens in 't algemeen stellen, dat de ver houding goed was en dat de waardering voor eikaars standpunten niet beperkt bleef binnen de grenzen van iedere fractie afzonderlijk. Als de heer Vermeulen, gesteund door de heer Quadekker, in de loop van het zittingsjaar weieens de opmerking maakte, dat het geen zin had dat andere fracties hun standpunten nog verdedigden als de fractievoorzitter van de K.V.P. ten aanzien van een bepaald voorstel namens zijn fractie sprak, omdat dan de meningen toch niet meer be ïnvloed zouden worden, dan wil ik dat opvatten als een vergissing of een niet goed begrijpen van de gang van zaken bij een grote fractie. Zoals ik reeds meerdere malen heb verklaard, worden alle voorstellen in een grote fractie met nauwlettende zorg bekeken en komt men ten slotte meermalen, door overtuiging, tot een gezamenlijk standpunt. Het zou toch al te dwaas zijn als nu alle andere leden van deze grote fractie, ieder met eigen woorden, zijn standpunt nog eens ging afdreunen in een vergadering die toch al dikwijls te lang duurt. Het is vanzelfsprekend dat ten le geen enkele mogelijkheid van over tuiging door de betogen van andere raadsleden is uitgesloten en ten 2e de vrijheid van ieder fractielid volkomen gewaarborgd is. Meermalen wekte de eenstemmigheid van de leden van zijn fractie over een bepaald door de P.v.d.A.-fractievoorzitter bestreden of bepleit voor stel de indruk, dat de P.v.d.A.-fractievoorzitter wel niet zei dat hij namens zijn fractie sprak, doch dit klaarblijkelijk wel deed. Ook is het me in de loop der jaren opgevallen, dat de minderheden in de raad het gemakkelijker hebben dan de grote meerderheid, n.l. de K.V.P.-fractie, welke zich bij ieder agendapunt haar grote verantwoor delijkheid bewust is. Uiteraard weet ik, dat ook de minderheden hun verantwoordelijkheid kennen en wel in gelijke mate als de K.V.P.-raadsfractie, doch de felle betogen, soms gevolgd door moties van de P.v.d.A.-fractievoorzitter. waarmee het kennelijk zijn hele fractie eens is, wekken wel eens de schijn, dat deze felle kritiek, behalve medewerking tot een goede besluit vorming, een nevendoel heeft. Nu lijkt het mij toe, dat de P.v.d.A. zich, wanneer het gaat om serieuze voorstellen, deze luxe gerust kan permitteren, daar zij er van overtuigd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 347