356 26 OKTOBER 1959 bewust zoudt hebben gekozen voor de naar uw 'overtuiging onder de bestaande omstandigheden beste weg. Ik ben dan ook bereid voor dit jaar alsnog deze weg met li te blijven volgen, ook al door uw verdere toezegging in uw antwoord op het centraal rapport dat: „Uiteraard na de vaststelling van de nieuwe regeling voor de financiële „verhouding, opnieuw aan de hand van de dan te berekenen uitkomsten „de financiële situatie zal moeten worden bezien en het verder te voeren „beleid met inachtneming van de eventuele nieuwe mogelijkheden zal ..moeten worden uitgestippeld". Ter vermijding van misverstanden in de toekomst zou ik nu reeds gaarne van uw college de toezegging ontvangen dat in dit overleg de raad tijdig zal worden betrokken, zo mogelijk door middel van een nota van uw college aan de raad met de mogelijkheid tot discussie daarover. Gezien de grote omvang van de boven deze begroting zwevende poten tiële lasten zou ik gaarne voor de raad, alvorens tot uitvoering van een van de daarin opgenomen werken wordt overgegaan, de keuze-mogelijk heid willen claimen met het oog op de urgentie van het betreffende werk in verhouding tot de andere nog niet op dat moment aan uitvoering toe zijnde werken i.v.m. de beschikbare dekkingsmiddelen. Ik stel mij voor dat aan dit verlannen door uw college kan worden tegemoet gekomen door telkenmale bij de stukken welke ter inzage liggen voor de raad te overleggen een bijgewerkte specificatie van het bedrag van 37.600.000,waarvan de lasten reeds in deze begroting zijn ver werkt. Tenslotte, mijnheer de voorzitter, heb ik mij wel afgevraagd of al de voor de samenstelling van deze begroting volgens deze methode verrichte werkzaamheden wel nuttig zijn geweest, omdat ook het tekort op andere wijze zal dienen te worden vastgesteld dan thans is geschied, m.a.w. men zal deze begroting nog eens opnieuw dienen vast te stellen, doch dan opgezet volgens de nieuwe regeling. Alleen indien door de vertraging ontstaan in de afhandeling van het wetsontwerp het jaar 1960 i.p.v. 1959 het jaar van in werking treden zou kunnen worden, kan ik mij voorstellen dat via de overgangsbepalingen het toch nut kan hebben gehad dat zulks is gedaan. Ondanks het feit, mijnheer de voorzitter, dat ik dus met uw beleid voor dit jaar akkoord ga, meen ik er goed aan te hebben gedaan door de daartegen m.i. aan te voeren bezwaren duidelijk te stellen en tevens door bovenstaande restricties te hebben gemaakt. Verder wacht ik gaarne uw antwoord af op de door mij gemaakte opmerkingen. Efficiency. In de schriftelijke voorbereiding tot deze begrotingsbehandeling, mijn heer de voorzitter, werd door mij de mogelijkheid naar voren gebracht dat tengevolge van niet sluitende begrotingen, in het bijzonder als deze dan sluitend worden gemaakt, zoals dit tot dusver geschiedt, door raming tot eenzelfde bedrag van de subjectieve verhoging, het gevaar ontstaat dat door deze situatie een ongunstige invloed wordt uitgeoefend op beheers- zowel als andere instanties met betrekking tot een zo zuinig mogelijk beheer. Tevens werd door mij daaraan de vraag verbonden op welke wijze uw college de uitgaven van de diensten en bedrijven onder afdoende financiële controle hield, teneinde mede daardoor een zo hoog mogelijk rendement te verkrijgen van het uitgegeven geld. In hetgeen voorafging meen ik reeds te hebben aangetoond, mijnheer de voorzitter, dat de constant niet sluitende begrotingen, mede veroorzaakt door zowel relatief als absoluut gezien onvoldoende ter beschikking komende middelen, niet helemaal zonder gevolgen zijn gebleven voor de mentaliteitsvorming, zowel van de raad als naar ik aanneem ook van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 356