26 OKTOBER 1959 357 uw college. Men ziet doodeenvoudig geen kans om de begroting te doen sluiten, men raakt daaraan gewend en uiteindelijk is men zover dat men daaraan niet meer zoveel waarde hecht. Het subjectieve begrip „opvoe ring tot een redelijk verzorgingspeil" treedt in de plaats van objectieve normen. Naarmate meerdere mensen op zich zelf dit begrip moeten gaan han teren, wordt het gevaar groter dat ieder voor zich zijn verlangens als het meest noodzakelijk gaat zien voor de handhaving of opvoering van een redelijk verzorgingspeil. Er dienen dan om sneeuwbalwerking te voor komen maatregelen te worden genomen om op een centraal punt deze noodzakelijkheid zo objectief mogelijk te kunnen toetsen, niet ieder geval afzonderlijk en op zijn eigen merites, maar elk geval gezien in het kader van de totaliteit. Normaal gezien zou dat de raad kunnen zijn ter gelegenheid van de begrotingsbehandeling. Deze mogelijkheid was thans uiterst gering, zo niet geheel afwezig, zodat daarvan in dit opzicht weinig resultaat te verwachten valt. Logischer lijkt het mij, dat uw college deze taak zou uitvoeren, welke ook dan eerst nuttig kan plaats vinden indien uw college zich daarbij zou bedienen van een bepaalde daarvoor in het leven geroepen organisatievorm. Mijn vraag ging nu in deze richting. Hoe doet uw college dit? Hoe coördineert het deze uit alle sectoren van het gemeentelijk apparaat naar voren komende vragen om kredieten zodanig, dat het daardoor mogelijk wordt de urgentie t.o.v. elkaar te bepalen? Of beziet uw college iedere aanvraag afzonderlijk? In uw antwoord stelt U, mijnheer de voorzitter, dat U van een ongunstige invloed op de mentaliteit van beheers- en uitvoerende instanties met betrekking tot een zo zuinig mogelijk beheer en besteding van de gemeentegelden als gevolg van de niet sluitende begrotingen van de laatste jaren niets is gebleken. Integendeel, dat door deze moeilijke financiële situatie juist getracht wordt binnen de beperkte mogelijkheden tot een zo effectief mogelijk resultaat te komen. Ik heb geen enkele reden, mijnheer de voorzitter, om de juistheid van hetgeen door U gezegd wordt in twijfel te trekken, maar in mijn vraag ging het er juist om hoe of U tot een zodanige positieve uitspraak kunt komen. Beschikt U over middelen om dit te kunnen vaststellen of gaat U daarbij af op eigen incidentele waarnemingen? Deze vraag houdt verband met de efficiency bewaking in het algemeen, waarbij ook de organisatie een belangrijke rol kan spelen. Mijn fractie komt op dit punt nog wel nader terug bij hoofdstuk II van de begroting, mijnheer de voorzitter. De voorlichting van de raad, mijnheer de voorzitter, is een ander onderwerp, door mij bij de schriftelijke voorbereiding aan de orde gesteld. Ik heb daarbij mijn voldoening uitgesproken over de gunstige ontwik keling op dit punt gedurende de laatste jaren. Juist dezer dagen mochten wij de enige tijd geleden in het senioren-convent toegezegde losbladige uitgave met sociografische gegevens betreffende onze gemeente ontvangen. Daardoor is wederom door uw college een daartoe door de raad geuite wens vervuld. Vanuit de raad zullen nu suggesties moeten komen om geleidelijk aan deze losbladige uitgave zodanig te doen groeien, dat daardoor op gemak kelijke wijze inzicht kan worden verkregen in verschillende voor beleid- bepalingen belangrijke gegevens. Over de controle van de rekening, mijnheer de voorzitter, werden door mij ook bij vorige begrotingsbehandelingen reeds opmerkingen ge maakt. Nog steeds ben ik van oordeel, dat de huidige daarbij gevolgde methode erg weinig effectief is en meer een formaliteit is dan wel als een werkelijke controle op de juiste besteding van de middelen moet worden gezien. Het heeft mij daarom verheugd, mijnheer de voorzitter, dat uw college

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 357