26 OKTOBER 1959
369
de desbetreffende hoofdstukken terugkomen, doch voor enkele algemene
punten wil ik toch uw aandacht vragen.
1. De financiële positie van de gemeente.
Het is onze fractie overduidelijk, dat een financieel beheer bij het
ontbreken van terzake beslist noodzakelijk-bekcnde uitgangspunten uiter
mate lastig is. Ik bedoel hiermede de verhouding rijk/gemeente en hieruit
volgend de uitkering uit het gemeentefonds en de eventuele te ver
wachten subjectieve uitkering en haar verhoging. Dit wordt overduidelijk
gedemonstreerd door het feit dat het begrotingstekort, tussen de datum
van aanbieding van de begroting en heden, juist door die uitkeringen uit
het gemeentefonds, verminderd is met een bedrag van 550.000,—, dus
ruim JA miljoen. Niettegenstaande alle moeilijkheden heeft uw college toch
gemeend op dezelfde w;g te moeten voortgaan.
Wij menen dat dit goed is en wel omdat men moet voorkómen dat de
achterstand in het algemeen, die de gemeente heeft, groter wordt. Uiter
aard is ook mijn fractie een voorstandster van een zuinig beheer, doch
in de voor ons liggende cijfers zien wij beslist géén inflationistische ten
dens, doch min of meer een progressieve financiële politiek welke geheel
in onze lijn ligt wanneer ik simpelheidshalve, mag attenderen op onze
naam: Progressief Kader.
2. De woningbouw.
Hierover is de laatste maanden bijzonder veel gediscussieerd, waarbij
ik slechts behoef te memoreren: de nota van burgemeester en wethouders
inzake de mogelijkheid met betrekking tot de bouw van goedkope woningen,
welke nota behandeld is in de raadsvergadering van 17 juni j.l. en het
pronto-debat in de laatstgehouden vergadering deze maand.
Hieraan zijn vele uren besteed, mijnheer de voorzitter, maar dit is
zeer goed verklaarbaar. De bouw van goedkope woningen is ook voor
onze fractie een speciaal punt wat ons zorgen baart. Waar ik de wet
houder van openbare werken in de laatste raadsvergadering dankte voor
zijn openhartige antwoorden, moet het mij toch wèl van het hart, dat het,
voorzichtig uitgedrukt, vreemd te noemen is, uit de mond van diezelfde
wethouder te moeten vernemen: „ja, ik weet echt niet waar de stijging
van de bouwkosten vandaan komt."
Temeer vreemd, mijnheer de voorzitter, wanneer men hierop nog eens
naslaat de behandeling van dit onderwerp bij de vorige begroting op de
28e novembcr-vergadering 1958, waarin er ook reeds door onze fractie op
gewezen was, dat er een tendens viel waar te nemen van een daling in
de bouwkosten en onze fractie gevraagd heeft of dit ook op het plan-
Doornbos zijn uitwerking zou hebben.
Het probleem nóch de vraag was nieuw voor de wethouder, en, gezien
de ernst van een en ander meen ik niet overdreven te zijn in mijn eis.
dat dit bovenaangehaalde antwoord niet meer mag voorkomen.
3. De Technische School.
Alhoewel dit punt misschien meer bij de hoofdstuksgewijze behandeling
thuishoort, acht ik het toch ook van algemene aard en zou onze fractie
gaarne uiting willen geven aan haar vreugde over de aanvang van de lessen
in de Katholieke Technische School, zij het vooralsnog gehuisvest in een
noodgebouw. Men hoopt volgend jaar met de eigenlijke bouw een aanvang
te maken, waardoor er voor de zo noodzakelijke vak-opleiding weer
enig soulaas zal komen. Naast dit prettig geluid een meer zorgelijk, wan
neer wij ook aandacht besteden aan de bestaande Gemeentelijke Technische
School. Hiervan is de behuizing droevig. Mijnheer de voorzitter, de lessen
worden her- en derwaarts gegeven, een toestand die, geboren uit nood,
beslist niet bevorderlijk is voor het met vrucht volgen en geven der
lessen. De leerlingen die willen overblijven doen dit in een leslokaal in