26 OKTOBER 1959
371
„Vragen, niet om personen te kwetsen, doch uit mijn persoonlijk ver-
„langen op de hoogte te zijn.
„Vragen, die misschien een enkele maal scherp aandoen, doch louter
„gesteld worden om mijzelve een scherp oordeel te kunnen vormen over
„een bepaald onderwerp."
Wat is nu de praktijk geweest? Onze fractie heeft gevraagd en mis
schien wat veel. Maar de antwoorden die gegeven zijn waren meerdere
malen óf niet terzake doende óf onbegrijpelijk. Zó zelfs, dat ik na drie
maal, door het antwoord gedwongen, over hetzelfde onderwerp het naar
mijn mening noodzakelijke gevraagd had, met het laatste antwoord zó
weinig weg wist, dat ik aan de voorzitter van uw college een deskundige
heb gevraagd om mij dit antwoord te expliqueren. De voorzitter deelde
mij mede, dit qualitate qua zelve te zijn!
Jammer dat hij hier niet aanwezig is, mijnheer de voorzitter, maar hij
kon er niet uitkomen! Hoe nu zou dit voor eenvoudig raadslid wèl te
doen zijn, als iemand die nu qualitate qua De Quay is opgevolgd er
geen weg mee wist? (Dit zijn allemaal woorden die met een Q beginnen,
mijnheer de voorzitter, maar dat kan ik niet helpen!).
Wilt U nog meer voorbeelden? De nummering der stadsbussen. De
vraag is duidelijk genoeg gesteld, het antwoord is bezijden de pointe
van de vraag.
Tarieven waterleiding. Hierover zijn op 31 december 1958 cijfers ge
vraagd aan uw college. In het antwoord van augustus 1959 worden
cijfers gegeven, doch absoluut andere dan gevraagd waren! En wanneer
dit dan bij de mondelinge behandeling wordt opgemerkt, is het antwoord
van achter uw tafel: ,.U vraagt maar en vraagt maar", doch dit wist
uw college, mijnheer de voorzitter, en een duidelijk gestelde vraag onvol
doende beantwoorden, waar dan nog veel werk aan besteed is, is iets
dat onze fractie niet ligt!
Wat er bij de burgers leeft, door ons wordt gezien en/of aangevoeld,
zal behoorlijk moeten worden behandeld en ik meen recht te kunnen
doen gelden op een ter zake doende en juiste beantwoording van de
gestelde vragen.
Tot slot, mijnheer de voorzitter, de verhouding van onze fractie tot
de andere fracties en omgekeerd.
Ik meen te mogen constateren dat er een beslist prettige sfeer in deze
raadzaal heerst en dat deze sfeer zich ook daarbuiten wel voortzet.
Hierbij doel ik niet alleen op het raadsdiner, wat op mij een alleszins
prettige, openhartige indruk maakte, waar ongekende talenten naar voren
kwamen en waar ik van sommigen de stem heb leren kennen, omdat
in deze situatie de tongen blijkbaar gemakkelijker los komen dan in een
vergadering. (Ik heb met volle bewustzijn niet gezegd: los mogen komen,
mijnheer de voorzitter!!!!).
Er zijn dit jaar geen werkelijk principiële zaken aan de orde geweest
die noopten tot een positieve stellingname.
Wel is er nog een puntje dat ik niet onvermeld wil laten, nl. de
vervulling van de vacatures in de afdelingen. Naar mijn smaak kómt
men er niet met slechts te praten over het recht van de minderheden:
men kómt er niet met democratisch te praten, men moet dit gepraat in
de praktijk weten te brengen.
Ik wil gaarne goed begrepen worden, mijnheer de voorzitter, vandaar
dat ik duidelijker zal worden. Ik ben niet gek op „baantjes", óók niet
op gesalarieerde. Ik heb eerlijk genoeg te doen. Onze fractie krijgt
tóch te weten wat zij weten moet en wil, maarvoor een vlotter
verloop der vergaderingen, voor een ook van ónze zijde verantwoorde
besluitvorming, is het bijwonen van de voorbehandeling in de afdelingen
van groot nut.
Moge ik als laatste, mijnheer de voorzitter, uw college, de secretaris
(die niet veel zegt, maar wèl veel regelt) en alle ambtenaren danken