27 OKTOBER 1959 375 geweten wordt of het bevredigend is. Met de Vereniging Voor Vreemde lingenverkeer zijn over deze materie besprekingen gaande. Gedacht wordt aan een foldertje, dat aan nieuwe burgers dient te worden uitgereikt. De heer Minderhoud heeft gepleit voor een vijfde wethouder; hij heeft echter niet aangetoond dat het inderdaad nodig is, dat er een wethouder bij komt. Het college denkt er echter anders over. Graag zou ik zien dat de heer Minderhoud het college duidelijk maakt dat een vijfde wet houder nodig is. Met betrekking tot dat deel van de algemene beschouwingen dat raakt aan de financiële beleidslijnen moet ik op de eerste plaats consta teren, dat de raad zich praktisch in zijn geheel schaart achter de door ons college in de begroting 1960 neergelegde beleidslijn, uiteraard met afwijkende meningen op onderdelen van dit beleid, mede gezien in verband met de huidige onzekerheid en weinig optimistische verwachtingen. Ik meen nogmaals uitdrukkelijk mondeling te moeten verklaren, dat de opstelling van de begroting 1960 zoals deze thans voorligt eerst is geschied na gedegen overleg en afweging van de wenselijkheden en mogelijkheden. Uiteindelijk is een keus gedaan, welke wij binnen, de beperkte mogelijk heden als de enig juiste menen te moeten kwalificeren. Ik heb in dit verband ook waardering voor het betoog van de heer Vermeulen waarin hij de bestaande verschillen van mening tussen hem en ons college op het punt van het financieel beleid omschrijft als „zakelijke" verschillen, terwijl principieel geen verschil van mening bestaat. In het vervolg van mijn betoog zal ik zoveel mogelijk trachten ook de zakelijke verschillen van inzicht te overbruggen. Ik wil dan vervolgens overgaan tot de beantwoording van de meer concrete vragen en opmerkingen, waarbij ik zoveel mogelijk de volgorde van de gehouden algemene beschouwingen wil aanhouden. Gelijktijdige beantwoording is noodzakelijk waar opmerkingen van gelijke strekking door de verschillende fractie-voorzitters zijn gemaakt. Tijdstip van de begrotingsbehandeling. Vrij algemeen is kritiek geuit op het thans gevolgde tijdschema voor de behandeling van de begroting, waarbij met name de aanvang van de raadsbehandeling op 1 augustus de vakantiemaand ernstige bezwaren ontlokt. Wil de begroting vóór de wettelijk gestelde datum 1 november en niet zoals wordt gesuggereerd 1 januari worden vastgesteld, dan is dit alleen mogelijk bij handhaving van het huidig schema, tenzij de raad zich bij de behandeling wil binden aan verkleining van de gestelde termijn, hetgeen wij niet veronderstellen. Het thans vastgestelde tijdstip van behandeling is destijds besproken in het seniorenconvent. Wil de raad hierin voor de toekomst wijziging brengen, dan achten wij het gewenst dat dit opnieuw in het senioren convent wordt besproken, waarbij wij er de voorkeur aan geven hiermee te wachten tot ons college voltallig is. De heer Van Bijnen veronderstelde, dat nog nimmer een begroting van Breda op een dergelijk vroeg tijdstip was behandeld als de begroting 1960. Ik kan dit ontkennen. Toevallig is ook de begroting van het jaar 1860 in de raad behandeld op 26 oktober 1859, 100 jaar geleden, maar precies dezelfde datum. Dit als toevallig maar toch aardig bewijs. Nieuwe vorm van verdeling van de middelen van het gemeentefonds. De heer Van Bijnen komt in zijn betoog tot een nieuwe constructie van de verdeling van de middelen van het gemeentefonds nl. integrale vergoeding van tekorten na goedkeuring door gedeputeerde staten met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 375