27 OKTOBER 1959 385 aangevangen, alsmede voor de mededelingen betreffende de verdere uit bouw van de stad. Het jeugdprobleem heeft hij alleen naar voren gebracht met betrekking tot de politie. Wethouder Bastiaansen heeft echter over middelen gesproken om de jeugd te helpen. Het is bekend dat het politiekorps niet sterk genoeg is; de politie kan ook niet alles zien. Uiteraard gaan de desbetreffende jongens ook niet onder de ogen van de politie iets ondernemen. Met zijn opmerkingen heeft hij in genen dele iets ten nadele van de politie willen zeggen. Het kan waar zijn dat honderd jaar geleden de begrotingsbehandeling ook precies op deze dag werd gehouden, doch toen zal er de begroting nog niet zo moeilijk hebben uitgezien. Toen zaten er ook andere mensen in de raad, die zeker meer tijd hadden dan de tegenwoordige leden en ook geen vakantie in de maand augustus hadden. De raad heeft zijn vakantie nodig. Spreker stelt het op prijs dat deze aangelegenheid in het seniorenconvent wordt behandeld. Zijn standpunt staat evenwel vast, tenzij de nieuwe burgemeester zodanige sterke argumenten heeft om de „wettelijke" datum te handhaven. Inderdaad had hij zijn opmerking met betrekking tot de financiële ver houding tussen rijk en gemeenten niet mogen maken, omdat hij deze materie in de schriftelijke behandeling niet naar voren heeft gebracht. De schrifte lijke algemene beschouwingen zijn er om vragen te stellen en inlichtingen te verkrijgen. In het antwoord op het centraal rapport zijn inlichtingen gegeven over de financiële verhoudingen. Hij meent dan ook met recht een middel te mogen geven om uit de moeilijkheden te komen. Dat de wethouder hierop niet direct een antwoord kan geven neemt spreker hem niet kwalijk. Wel zou spreker het de wethouder kwalijk nemen als deze bezwaren zou hebben om hierover te spreken. Het is niet zo dat spreker bedoeld zou hebben dat gedeputeerde staten de gelden van het rijk moeten gaan verdelen. Hij heeft wel voorgesteld een zodanige regeling te doen treffen die hier op neer komt, dat als de gemeente de begroting kritisch heeft opgesteld en deze door gedeputeerde staten of een andere instantie ook weer kritisch is bekeken en de tekorten heeft goedgekeurd, hier een integrale vergoeding van de tekorten op zou moeten volgen. Spreker ziet gedeputeerde staten niet als het orgaan dat de centen verdeelt, maar wel als het orgaan dat mede oordeelt wat wel en wat niet mag plaats vinden. Het gaat hier niet om rijksgelden; het is het geld van de gemeenten wat nu centraal en vroeger door de gemeenten zelf werd geïnd. De gemeenten hebben een zeer beperkt belastingterrein. Het geld van het gemeentefonds is er om de gemeenten van financiën te voorzien. Hij verzoekt zijn suggestie rustig te bezien om er daarna even tueel gebruik van te maken. Wethouder Jongbloed heeft de raad geduld gevraagd met betrekking tot de prontowoningen en te wachten tot na het gesprek met de aannemer. Spreker wil gaarne hierop wachten. Het spijt spreker erg dat gedeputeerde staten de 1 %-regeling voor kunstwerken voor de nieuwe wijken niet hebben goedgekeurd. Hij begrijpt niet, dat gedeputeerde staten dit voor deze stad niet goedkeuren. Er is gesteld dat wel objecten zouden kunnen worden aangebracht, die finan cieel zouden moeten drukken op de algemene kosten van de nieuwe wijken. Spreker meent dat dit wel kan, omdat deze kosten niet zo zwaar zullen drukken en niet zo prijsverhogend zullen werken als voorzieningen aan straten en huizen. Het gaat dan om een klein gedeelte van een heel groot bedrag. Spreker wil heus de klok niet terugzetten. Hij heeft alleen het geiser debat aangehaald om te zeggen dat voorzieningen geld kosten. Inderdaad horen er geisers thuis in arbeiderswoningen. Hij zou de klok niet terug willen, maar ook niet terug kunnen zetten. Hij heeft alleen bedoeld te zeggen dat alleen die voorzieningen in de huizen aangebracht moeten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 385