390
27 OKTOBER 1959
De heer Van Bijnen heeft bij zijn algemene beschouwingen enige repri
mandes gericht aan de fractievoorzitter van de P.v.d.A. Spreker kent de
heer Van Bijnen te goed om te veronderstellen dat deze er kwaad mede
zou bedoelen. Hij wil er echter wel op reageren, anders zou de heer
Van Bijnen denken dat hij diens betoog zou onderschrijven. Deze heeft
gesteld dat de verantwoording van grote fracties groter is dan die van
kleine fracties. Spreker merkt op dat de raadsleden er zitten als individuele
leden en niet als fractie; de raadsleden hebben ieder een eigen verant
woordelijkheid. In dit verband gezien is de verantwoording van de
K.V.P.-fractie niet groter dan die van de P.v.d.A.-fractie. Spreker heeft
echter niet goed begrepen wat de heer Van Bijnen bedoelt. Mogelijk heeft
hij willen zeggen dat door het aantal leden van de K.V.P.-fractie er een
zodanige stemmenmacht is, waardoor andere fracties als ze niet helemaal
eerlijk zouden zijn een spelletje zouden kunnen spelen door met moties te
komen. Spreker zou het op prijs stellen indien de heer Van Bijnen op deze
zaak tijdens de verdere behandeling van de begroting zou willen terug
komen.
Er is in het centraal rapport gesteld dat deze begroting een inflationis-
tisch karakter zou hebben. Deze opmerking is niet door de P.v.d.A.-fractie
gesteld. Deze opmerking blijft voor hem een mysterie nu geen van de
andere fractie-voorzitters behoefte er aan heeft gehad om hierop terug
te komen.
De heer Melzer heeft over de financiële aspecten van de begroting
gesproken. Deze heeft zich verontrust over de inkrimping van de reserves.
Er is evenwel geen sprake van inkrimping van de reserves. Het reële
vermogen is belangrijk toegenomen; de saldi-reserve bedraagt 3,7 miljoen.
Spreker zegt de strekking van de opmerking van de heer Melzer niet te
lubben begrepen.
Ook de opmerking over de eventuele subsidiëring van de jeugd
afdeling van N.A.C. is spreker niet helemaal duidelijk. Breda subsidieert
niet de vakverenigingen als zodanig maar het ontwikkelingswerk van deze
verenigingen. Dit ligt wel op een ander vlak. De opbrengst van recettes
enz. is moeilijk te vergelijken met vakverenigingen, tenzij men nu eenmaal
een aversie heeft t.o.v. vakverenigingen.
De heer Melzer heeft ook nog een beeldspraak gebruikt en is bang dat
de raad gelijkenis heeft met apparaten die op olievelden staan. Spreker
meent dat ja-knikkers bedoeld worden. De heer Melzer zit nog niet zo
lang in de raad, doch spreker meent dat burgemeester en wethouders zeker
niet de overtuiging zullen hebben dat de Bredase raad uit ja-knikkers
bestaat, eerder zal het tegenovergestelde het geval zijn. Het heeft geen
zin deze beeldspraak op te roepen.
Ook de opmerking over de subsidie-verlening aan vakverenigingen e.d.
buiten Breda komt spreker niet duidelijk voor. Zeer zeker heeft een stad
er direct of indirect belang bij om dergelijke organen te subsidiëren. Een
scheidingslijn trekken zou zeer zeker moeilijkheden opleveren en tot
domicilie-keuze kunnen leiden.
Spreker is de voorzitter erkentelijk voor diens toezegging om te onder
zoeken of tot een eventuele instelling van een afdeling voor het onderzoek
van de gemeenterekening kan worden overgegaan. Zeer bewust heeft
spreker gesteld om in die afdeling alle fracties te doen vertegenwoordigen.
De heer Quadekker heeft gesteld dat niet alleen de democratie moet
worden beleden maar ook moet worden toegepast. Spreker wil aan alle
partijen, met uitzondering van de C.P.N., deze rechten geven.
Overigens meent hij, dat de heer Quadekker zijn fractie moet zien in het
licht van de K.V.P. Bij het zoeken naar plaatsen van een afdeling van de
raad zal er dus tussen beide fracties een intensief overleg nodig zijn; de
andere fracties zijn naar sprekers mening in deze niet in het geding.
De heer MELZER zegt dat hij de opmerkingen inzake de gemeente-