27 OKTOBER 1959 399 terug wil naar volkomen subjectiviteit. Dit is juist funest voor de gemeen telijke zelfstandigheid. Alleen willen we meer objectiviteit, terwille van het grote goed der gemeentelijke zelfstandigheid. In verband hiermede kun nen wij op uw goed bedoeld voorstel niet verder ingaan. De heer Vermeulen. Wij erkennen eveneens dat de situatie zich zodanig zou kunnen wijzigen dat zelfs niet-luxe en absoluut noodzakelijke voorzieningen achterwege moeten blijven om tegemoet te komen aan een landelijk bezien noodzake lijke zelfbeperking. Zolang dat tijdstip zich niet concreet aandient zou het van weinig realiteitszin en inzicht in de huidige situatie getuigen als ten koste van het noodzakelijk voorzieningspeil nu reeds beperkingen aan gelegd worden. Wij achten de mogelijkheid zelfs niet uitgesloten dat voor het bereiken van noodzakelijke voorzieningen het moeilijke pad van de subjectieve verhoging opnieuw betreden moet worden, met alle conse quenties van dien. Wij hopen met de heer Vermeulen dat minister Toxopeus de zo zeer gewenste verbeteringen in het wetsontwerp kan aanbrengen. Wij wensen hem succes bij de bestudering van het wetsvoorstel, waartoe hij zich blijkens de persberichten heeft gezet. Met betrekking tot het zo efficiënt en zuinig mogelijk beheer menen wij uw nadere opmerkingen te moeten afwachten bij de verdere begrotings behandeling. Wat betreft de herinschakeling van de raad bij de bepaling van de urgentie van uitvoering van goedgekeurde werken, menen wij te moeten doorgaan met het volgen van de uw raad bekende beleidslijn. We kunnen de pas nog niet markeren. Eerst als we hiertoe moeten overgaan kan concreet bezien worden wat van de goedgekeurde maar nog niet in uit voering genomen werken mede in het kader van hetgeen nog moet geschieden ter hand kan worden genomen. Het moet ook niet zo gezien worden dat er sprake kan zijn van kredieten verwisselen. Als we een goedgekeurd plan laten vallen dan kan daar niet zonder meer een ander plan voor in de plaats gesteld worden. Voor dat nieuwe plan zou men dan een administratief na veel moeite afgewerkt plan willen laten vallen. Wij kunnen hiervan de wenselijkheid niet inzien. De heer Melzer. De heer Melzer verduidelijkt in tweede instantie zijn bezwaren tegen de uitzetting van het subsidiebudget. Dit bezwaar moet gezien worden in het licht van de financiële omstandigheden. Wij achten het echter niet juist in het kader van het totale budget op een betrekkelijk gering onder deel hiervan te beperken. De begroting van het jaar 1860 ligt dagelijks ter visie zonder enige beperking wat betreft de tijdsduur. De plaats van tervisielegging is het gemeente-archief, gelegen aan de overzijde van het stadserf. Kennisneming van de historische stukken is wellicht heel leerzaam, zoals de heer Melzer reeds opmerkte. De heer Minderhoud. De heer Minderhoud heeft opnieuw gesproken over zijn bezwaren met betrekking tot de wijze waarop de marktkooplieden van hun standplaats op de Grote Markt gebruik maken. De heer Minderhoud kan geen grotere bezwaren hebben dan ik. In het verleden zijn ernstige maatregelen ge troffen om tegen het onderhavige euvel op te kunnen treden; het resultaat kunt U zien. Het helpt allemaal niets. Hoe gaarne ik aan het verzoek van de heer Minderhoud zou willen voldoen, ik zie geen kans een geschikte oplossing te vinden. Met betrekking tot de commissie van onderzoek van de gemeenterekening hebben wij alleen op het oog de continuïteit van de leden van deze commissie, met name niet een permanent het gehele jaar door werkende commissie. Dit in tegenstelling tot hetgeen door enkele fractievoorzitters in tweede instantie is naar voren gebracht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 399