402
27 OKTOBER 1959
raadsleden een ongemotiveerd gevoel van veiligheid gaat ontstaan. Men
zou zich daardoor in zijn beleid bij voorbaat geruggesteund voelen door
de raad.
In verband met hetgeen de heer Minderhoud heeft gezegd over de
school Bastionstraat zal spreker zich het dossier nog eens laten voorleggen
en een en ander nazien. Spreker vraagt zich af of schoolvereniging
A of B zoveel van aard verschillen dat het niet mogelijk zou zijn dat
leerlingen, die thuis behoren in een school van vereniging A niet school B
zouden kunnen bezoeken.
Met de barakkenbouw is het zo gesteld dat deze nog steeds als een
noodoplossing wordt gezien; dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen.
Deze lijn is met succes steeds vrij strak aangehouden. We moeten deze
blijven volgen. Als men met de barakkenbouw begint weet men niet
waar dit eindigt. Onze stad wordt een goede dienst bewezen met het
blijven streven naar permanente bouw.
De heer Quadekker heeft gesproken over de viering van het bevrijdings
feest. In algemene zin wil spreker hier op antwoorden dat de viering
hiervan een natuurlijke oorsprong moet vinden in het particuliere initiatief.
Waar dit kan mag op alle medewerking van burgemeester en wethouders
worden gerekend.
Met betrekking tot het schouwburgvraagstuk is gesproken over een
tussentijdse of blijvende oplossing in de zin van een gesprek met het
bestuur van Concordia over restauratie van de huidige schouwburg. Het
bestuur van Concordia heeft zelf bereids een onderzoek ingesteld. De
resultaten daarvan waren negatief. Het ligt zeker niet op de weg van
de gemeente de plannen, die met instemming van de raad zijn vastgesteld,
terug te draaien in de richting van een noodoplossing. Breda is te gelegener
tijd aan zich zelf verplicht een schouwburg te stichten, welke aan de
eisen des tijds voldoet.
Wethouder VAN BOXTEL meent kort te kunnen zijn. De heren
Van Bijnen en Quadekker hebben nog over de classificatie gesproken
in verband met de desbetreffende mededelingen van burgemeester en
wethouders. Het standpunt van de heer Van Bijnen en dat van spreker
dekken elkaar volkomen. De heer Van Bijnen gaat het om de indeling
van Breda in de eerste klasse met het oog op de status van de rijks
ambtenaren en de gemeenteambtenaren, alsmede degenen, wier lonen en
salarissen in collectieve arbeidscontracten geregeld zijn. Over het innemen
van een strijdbare houding in dezen is er geen verschil van opvatting
tussen raad en burgemeester en wethouders. Men kan overigens twijfelen
over de vraag, welke weg nu nog moet worden bewandeld. Spreker ziet
geen andere dan: „frappez-frappez toujours". Het hele probleem ligt
sterk in de beleidslijn van de centrale overheid, van waaruit men dit
beziet in het licht van de nationale economie. Dit neemt niet weg dat
wij van tijd tot tijd onze mening duidelijk zullen stellen.
Met betrekking tot de nu aan de orde zijnde aangelegenheid zal van
het georganiseerd overleg een wijs inzicht worden gevraagd. Een besluit
in dezen kan tot gevolg hebben dat de huidige gemeenteambtenaren ten
aanzien van de opgelegde classificatieaftrek kunnen worden gesauveerd.
Nieuw personeel zal lager bezoldigd moeten worden. Verdere discussie
over deze kwestie acht spreker op dit moment niet gewenst.
De heer Van Bijnen heeft ook de bejaardensituatie aan de orde gesteld.
Voor het moment kan hiervan slechts gezegd worden dat kennis is
genomen van het standpunt van de heer Van Bijnen. Wanneer te zijner
tijd het rapport ten aanzien van de gereatrie aan de raad wordt over
gelegd is er voldoende gelegenheid over deze zaak te debatteren. Als in
dit verband gesproken is van een levend en niet van een latent probleem
dan heeft spreker slechts bedoeld te zeggen dat een deel van de gereatrische
problematiek zo is, dat direct geen beslissing mogelijk is. Dit is pas